Laat mij maar rotten, hoor...

Als klein meisje had ik geen flauw benul van de dood en wat dat precies inhield. Ik herinner me dat mijn opa van de ene op de andere dag verdween, zomaar, zonder afscheid.
"Opa is naar de hemel", vertelde mijn moeder snikkend. Ik weet nog heel goed dat ik dat een mooie reis vond en dat ik niet snapte waarom mijn moeder zo huilde.
Ik begreep ook niet waarom ik niet in die kist mocht kijken. Wat er ook in lag, het moest vast erg interessant zijn. Het irriteerde mij, die bedroefde gezichten, dat gesnik en gesnotter, en niemand die naar mij wilde luisteren. Mijn protest daartegen werd ruw afgestraft, ik kreeg een ferme tik voor mijn billen.
Toen mijn oma een paar jaar later stierf - ik was een jaar of zeven - begreep ik al iets meer. "Oma is bij opa en bij de Lieve Heer en ze komt niet meer terug, nooit meer", vertelde mijn moeder die keer, opnieuw geheel overstuur.
Wat mijn vader daarna zei, maakte een nog veel diepere indruk op mij, hij had het over oma die ingeslapen was. Lange tijd daarna durfde ik niet te gaan slapen uit angst dat ik niet meer wakker zou worden en was mijn opluchting bij het ontwaken onbeschrijflijk.
Uit die periode herinner ik mij eveneens dat ik overdag verschillende keren heel bewust ademhaalde en mijn hand op mijn borstkas legde, om te voelen of mijn hart nog klopte. In het begin vaak op de verkeerde plek, maar daarna ging mijn hart zo vreselijk te keer dat het niet mis te verstaan was: ik leefde nog, godzijdank! Vreselijke tijden waren dat.

Ik werd ouder en beleefde nog enkele begrafenissen, waaronder ook een paar crematies. Ik stelde allang geen vragen meer, want ik was van alles op de hoogte.
Ik weet niet meer precies wanneer het opnieuw begon, maar wel dat het een overblijfsel was van wat ik toen oppikte bij de begrafenis van mijn grootouders.
Waarover ik het heb? Over mijn angst voor mijn eigen begrafenis, of crematie, of... ja, wat eigenlijk, want ik wil namelijk geen van beide. Ik wil ook niet dood, maar helaas, ook voor mij is het eeuwige leven niet weggelegd, dus sterven zal ik, dat is een onontkoombaar feit.

Het is typisch iets van deze tijd: alles tot in de puntjes willen regelen, tot en met je sterfdag en alles wat daarna komt. Wil je de volledige regie over je eigen begrafenis, moet je tijdens je leven al allerlei beslissingen nemen, bijvoorbeeld over wat er na je dood met je lichaam moet gebeuren.
Tegenwoordig mag bijna alles, van spectaculaire grafkisten tot bijzondere diensten, van rockmuziek op het kerkhof - want daar hield je zo van - tot verplicht vrolijke gezichten en heel veel bloemen, want ook dat zag je zo graag.
Meestal kiest men echter voor "gewoon". Voor mij hoeft die poespas ook niet. Waar het mij om gaat, is, dat ik helemaal niet begraven wìl worden en ook niet gecremeerd. Sterker nog, ik wil ook geen beslissing nemen: begraven of cremeren, ik vind beide opties doodeng.

Want stel nou, hè, stel dat zo'n jong, onervaren doktertje zich nu vergist, dat ik helemaal niet dood ben, maar in diepe coma ben geraakt, dat hij zijn stethoscoop op de verkeerde plaats legt en mijn zwakke hartslag niet hoort, dat hij dat spiegeltje voor mijn mond houdt en dat piepkleine beetje wasem niet opmerkt, kippig als hij wellicht ook nog is. Nou, reken maar dat niemand je hoort in je hermetisch afgesloten kist en al helemaal niet op het kerkhof met je favoriete rockmuziek op de achtergrond. Lig je eenmaal onder de zoden, is het zéker te laat en heb je spijt dat je dáárvoor gekozen hebt.
Een crematie is zo mogelijk nog erger. Ooit had ik daar een nachtmerrie over. Medewerkers van het crematorium die naast mijn grafkist shagjes stonden te draaien, daarna het vuur in de oven extra hoog opporden en daarbij keihard praatten en lachten, zo hard dat mijn hulpgeroep totaal overstemd werd. Ik schrok wakker op het moment dat mijn kist in de oven werd geschoven en het plotseling heel erg warm bij mijn voeten werd. Lag die verdomde rothond van mij op het voeteneind van mijn bed. Het arme beest heeft nooit geweten wat hem overkwam.
Ja, ik weet het, je kunt je lichaam ook afstaan ten behoeve van de medische wetenschap, voor onderzoek of orgaandonatie. Maar dan weet je dat ze in je gaan snijden en dan komt dat verhaal van die snertdokter weer in beeld. De gedachte alleen al is ijzingwekkend, bij kennis komen en dan... nou ja, laat maar.

Sinds kort is er nog een andere mogelijkheid. Ik zou mijn lichaam beschikbaar kunnen stellen, aan dr. Bill Bass bijvoorbeeld. Dr. Bass is een forensisch patholoog en werkzaam in Amerika, in Tennessee, om precies te zijn. Op zijn "bodyfarm" experimenteert hij met tientallen doden ten behoeve van de misdaadwetenschap.
De lijken liggen daar gewoon in het gras, tussen de bosjes of onder een boom en het enige wat dr. Bill doet is onder andere met behulp van de insectenleer het ontbindingsproces volgen.
Heb je de serie CSI (Crime Scene Investigation) wel eens gezien, begrijp je dat zoiets veel bruikbare informatie oplevert, zeker met betrekking tot de postmortale interval (de tijd die na overlijden is verstreken) en het ophelderen van misdaden.

Het lijkt mij heerlijk om daar te mogen liggen, zonder poespas of polonaise aan mijn lijf, om daar heel rustig te mogen ontbinden, op zo'n heerlijk zacht, fris geurend bloembed.
Maar wacht even, wat die bloemen betreft, dat moeten natuurlijk wel afrikaantjes zijn, vanwege de mieren, doodeng vind ik die beesten...