Het water
Het water deed de smaak veel beter tot zijn recht komen. Eerder dronk hij zijn whisky puur, zonder toevoeging van wat dan ook, maar sinds een echte kenner hem had verteld dat het veel beter is om wat water erbij te gieten, deed hij het ook maar. Bovendien was het goedkoper. Hoewel, nu goot hij het spul helemaal snel naar binnen. De alcohol brandde niet zo hevig in zijn keel en traagjes werd hij weer wat warm.
Leo keek om zich heen. Hij zat achterin de donkere hoek en had zo goed zicht op alles wat er in het café gebeurde. Er was niet veel volk. Vanaf de bar kwam iemand naar hem toe.
'Leo, alles kits?' Het was Rudi, die kende hij wel. Ook al kende hij hem liever niet.
'Z'n gangetje,' zei Leo. 'Met jou dan?'
Rudi begon een verhaal. Leo luisterde maar half. Vanuit zijn ooghoek zag hij dat de deur van het café open ging en een man binnen kwam.
'… je weet hoe het met Martijn is afgelopen.'
'Huh? Wat zeg je, Rudi?' Leo draaide zijn hoofd naar Rudi toe, maar bleef kijken naar de man in de lange regenjas die nu aan de bar was gaan zitten. De griet achter de bar zette een glas kraanwater voor zijn neus.
'Martijn. Wat hem is overkomen.'
'Dat. Och ja. Dingen gebeuren, Rudi.'
'Maar hier, zo dicht in de buurt. Hij was een stamgast, Leo. Net als jij en ik.'
'Maak niet zo'n paniek, vent,' zei Leo. 'En laat me even met rust, zeg. Ik kom hier om te ontspannen en kom jij hier een beetje reuring in m'n kop proberen te krijgen.'
'Wat je wilt, Leo. Maar ik zeg je: voor je het weet, zijn ook gasten zoals jij …'
'Oplazeren, Rudi.' Leo keek hem nu giftig in de ogen.
Rudi haalde zijn schouders op, draaide zich om en liep terug naar de bar. Hij ging naast de man zitten die een slokje van zijn glas kraanwater nam. Leo zuchtte en bracht zijn whisky naar zijn mond.
Alsof hij nu al niet genoeg aan zijn hoofd had. Wat een avond was het tot nu toe geweest. Het begon al bij Alania. Die meid had hem een paar maanden geleden gesmeekt om haar aan werk te helpen. Hij had van alles voor haar gedaan: een kamer vrijgemaakt op een gunstige locatie, haar geld gegeven voor wat sloeriekleren, eenvoudige voorwaarden gesteld – driekwart moest ze afstaan aan hem, noem maar op. En denk je dat ze zich een beetje inzette? Vanavond zat ze op haar bank in plaats van dat ze voor het raam stond, dus klanten ho maar. Hij had haar eens even flink de les gelezen, maar hij had er een hard hoofd in of ze wel helemaal goed tot haar doordrong wat de consequenties konden zijn. Altijd gelazer met die Oostblokteven. Ze bibberde en beefde, dat wel.
'Nog een whisky, Leo?'
'Doe maar, Anja. En kom straks even bij me zitten. Ik heb behoefte aan een praatje.'
'Geen tijd.'
'Wat ben jij gehaast. Heb je een deadline of zo? Zo druk is het niet. Je moet tijd en aandacht hebben voor je klanten.'
'Voor jouw soort klanten misschien, Leo. Maar hier in de zaak heb ik wel wat anders te doen.' Anja liep terug naar achter de bar.
Leo zuchtte. De man die aan de bar zat, gleed van zijn kruk en verliet het café.
En wat een gedoe had hij met die Selina, zeg. Dat mens was normaal gesproken al labiel, maar sinds Martijn in haar kamer was vermoord, was ze compleet van het padje af. Op zich was een moord niet heel bijzonder, het gebeurde wel eens vaker in het wereldje. Maar deze was wel vreemd. Geen spoor van de dader te vinden. De politie tastte volledig in het duister. Selina had ook helemaal niets gezien, zei ze. Maar normaal aan het werk ging ze niet meer. Ze was bang. Voor de verkeerde dingen. Ze moest bang zijn voor hém, niet voor een ander. Hij had het haar daarnet nog eens flink ingepeperd. Ze stribbelde tegen en gilde en krijste alles bij elkaar. Hij had haar een paar fikse meppen tegen haar kanis moeten geven voordat ze eindelijk stil werd. Haar neus bloedde en hij rook haar onrust en haar angst. Toen duwde hij haar ruw voor het raam in het licht, maar van harte ging het niet. Gelukkig dat er net een potentiële klant voorbij kwam. Een vreemde snuiter, met een lange regenjas en een leren tas in zijn hand. Die vent bleef voor het raam staan. Selina gilde dat ze zo'n engerd niet wilde. Hij had haar door elkaar geschud en nog een flinke klap in haar gezicht gegeven, toen bond ze in en liet de vent binnen. Leo had ondertussen via de achterdeur het pand verlaten en was naar dit café gegaan, toe aan een goed glas whisky.
Die whisky was op. Leo stond op en ging naar de bar. 'Hoeveel krijg je van me?' vroeg hij.
Anja noemde het bedrag. Hij legde een briefje van twintig op de toonbank en zonder verder nog iets te zeggen liep hij naar de uitgang.
'Tot later!' riep Anja nog.
Hij bromde iets onverstaanbaars en ging naar buiten. Er hingen wat flarden mist. Nog één controlebezoek stond op zijn programma. Blonde Neel was een oude werknemer, die trouw haar werk deed. Ze was ervaren en wist hoe ze met lastige klanten moest omgaan. Nooit problemen met haar. Haar raam bevond zich in een straatje even verderop. Toch, voor de zekerheid wilde hij bij Neel langs. Leo koos de korte route en sloeg linksaf de smalle steeg in.
Net was hij de hoek om of hij hoorde achter zich een kort geluid. Hij wilde zich omdraaien, maar daar kreeg hij niet de gelegenheid voor. Plots een knallende pijn op zijn achterhoofd. Hij zag sterretjes en zeeg ineen. Nog net ontwaarde hij een figuur, een doodgewone man in een lange jas die hem met kracht in zijn gezicht schopte. Toen werd het helemaal donker.
Leo kwam bij. Alles was zwart om hem heen. Hij kon zich nauwelijks bewegen. Er zat iets van een zak over zijn hoofd. Overal pijn. Iets of iemand sleepte hem over de grond. Hij botste met zijn hoofd ergens tegenaan.
'Weer een deel van de afspraak uitgevoerd,' hoorde hij iemand sissen. 'Dringende noodzaak. Niemand die nu langs de vaart komt om je te helpen.'
'Ik herken je stem!' probeerde Leo te bluffen, maar hij had de kracht niet. 'Ik weet je te vinden en laat je kapot maken.' Vergeefse moeite. Een steek in zijn borst. Nog een en nog een.
Hij hoorde iets kabbelen en ruisen. Toen leek het even of hij gewichtsloos was. Plots was het heel koud, maar daar merkte Leo niets meer van. Boven hem sloot zich het zwarte water.
-
Apeldoorn, maart 2020