In je hok!
‘Heb jíj een tatoeage?’, gilt de jongste van het stel onthutst, middenin de gezellig bevolkte kroeg. Ik schrik zo erg dat mijn glas slagzij maakt. Witte wijn, gelukkig. Dat het er eigenlijk drie zijn, houd ik nog maar even voor me.
Plotseling sta ik in het middelpunt van de belangstelling. En dat terwijl het eigenlijk helemaal niet over mij ging. Ze zwengelde het gesprek zelf aan. Het ging over andermans tatoeage, niet over de mijne. ‘Ik vind tatoeages ordinair’, zei ze stellig en toen ze daarin van mij bijval verwachtte, kon ik natuurlijk niet zonder meer instemmen. ‘Ligt eraan,’ luidde ik mijn ontboezeming in, ‘die van mij vind ik heel mooi.’
Het overviel me nogal, moet ik zeggen, die honende uitroep. De dagen dat dit soort lichaamsversieringen voorbehouden waren aan pooiers en zeelieden liggen ver achter ons, dacht ik. ‘Ik had het gewoon niet verwacht’, legt ze uit ‘Ik heb van jou toch een ander beeld. Het is meer iets voor Rock 'n Roll-types, vind ik.’ Ze neemt me onderzoekend in zich op. Ik vraag me af of ze hoopt op röntgenvisie. ‘Ik zing ook’, flap ik eruit. Je kunt het van me krijgen zoals je het hebben wilt. ‘O ja?’ reageert ze met net iets teveel cynisme. Inmiddels ben ik best bereid mee te werken aan een stukje mythevorming rondom mijn persoon en dus gooi ik er stoer een paar maten Guns 'n Roses tegenaan ter demonstratie. Ik zeg er even niet bij dat dat niet mijn gangbare repertoire is. Ze knikt goedkeurend en met een bepaald soort van onverwacht ontzag in haar ogen. ‘Je kunt het nog ook.’ Voilà: van huismoeder naar rockchick in 30 seconden! Een nieuw persoonlijk record.
De interesse van één van de mannelijke borrelaars is gewekt. ‘Tatoeages? Geil! Waar?’ Leuk hoor, ik ben ineens honderd punten meer waard. ‘Heb je ook piercings dan?’, vraagt zijn maat die ook nieuwsgierig is. ‘Ja, lijkt me wel. Het zijn vaak zulk soort types die stiekem een piercing op een intiem plekje hebben’, smoest de ander openlijk. Terwijl ik me afvraag wat dat dan voor type is en de dame links van mij nog staat te bekomen van de schrik, zie ik rechts van me al twee paar ogen ‘sextijgerin’ projecteren. Ik krijg er schik in en besluit zo enigmatisch mogelijk mijn bek te houden. De overmoed en de alcohol gieren door mijn lijf. Ik ben uit m’n hok en ik ga er niet meer terug in!
De benjamin is duidelijk de weg kwijt en blijft zoeken naar een nieuw hok om me in te stoppen, maar ik wil niet. Ik ben los! De twee slapende honden die ik wakker heb gemaakt, hebben de klok horen luiden en willen nu weten waar de klepel hangt. Alsof er een auto te winnen valt, blijven ze raden naar het hoe, wat, waarom, maar vooral waar. Steelse blikken zijn mijn deel voor de rest van de avond. Je hoort mij niet klagen. Ik ben heerlijk hokloos.
Als we de kroeg verlaten, zie ik weer die analyserende blik in haar ogen. Ze weet nog steeds niet wat ze met me aan moet. Mijn hok paste haar prima, mij niet. Ze mag het van me hebben. Ik ben niet zo van de hokjes. Nooit geweest ook. Niet voor mezelf, niet voor een ander. Veel te krap allemaal.
Op de fiets zing ik, alias de Rockchick, luidkeels ‘I’m every woman’. Morgen mag ze me misschien weer in mijn hok stoppen. Of overmorgen, als ik het zo lang kan rekken. Vanavond in ieder geval nog niet. Momma is on a roll! ‘I’m a bitch, I’m a lover, I’m a child, I’m a mother, I’m a sinner, I’m a saint.’ Zelf vind ik daar niets raars aan, maar als ik uitbundig zwaaiend mijn fiets richting huis stuur, weg van hen, zie ik er eentje een graaiend gebaar bij zijn voorhoofd maken. Goh, en dat allemaal dankzij een kleine tattoo op mijn...
Nee, laat ik dat maar niet zeggen. Wat moeten mensen wel niet van me denken!