“Nu stop ik écht!” (12)
De vorige aflevering lees je hier.
Zenuwachtig loopt Pien voor de zoveelste keer naar het raam. Ze snap er niks van. De jongens hadden al lang thuis moeten zijn. Meestal zijn ze er al als zij uit haar werk komt. Het eten staat te verpieteren, en als ze voor de zoveelste keer de jongens op hun mobieltje probeert te bereiken krijgt ze alleen maar hun voicemail. Die heeft ze inmiddels al een paar keer ingesproken. Het is toch woensdag? Ja, het is woensdag, ze vergist zich echt niet. Uiteindelijk besluit ze met veel tegenzin toch maar Rob op te bellen. De laatste tijd verloopt het contact tussen haar en haar ex-man stroever dan ooit, maar ze ziet geen andere mogelijkheid.
“Met Rob.”
“Ja, met Pien. Weet jij waar de jongens uithangen? Ze hadden hier allang moeten zijn.”
Ze hoort stemmen op de achtergrond. Dat lijken Jos en Koen wel. Hoe kan dat nou? Waarom zijn ze bij Rob?
“Ja, sorry… ik had je al eerder willen bellen, maar misschien is het beter als ik even langs kom.”
“Wat is er dan? Is alles oké met de jongens?”
“Ik bespreek dit liever niet telefonisch. Kan ik even met je komen praten?”
“Nou, oké dan. Tot zo dan maar.”
“Tot zo.”
Een kwartiertje later zit Rob tegenover Pien op de bank. Hij voelt zich ongemakkelijk, dat kan Pien duidelijk merken. Ze heeft het eten maar van het gasfornuis gehaald en in een schaal gedaan. Ze heeft geen idee wat Rob haar komt vertellen, maar ze heeft er geen goed gevoel over.
“Tja, ik weet niet zo goed hoe ik het moet zeggen, dus ik val maar met de deur in huis. De jongens willen niet meer naar je toe. Vooral Jos heeft het erg moeilijk met jouw drinken, ook omdat je het nou niet bepaald onder stoelen of banken steekt. Die vriendin van jou heeft gewoon filmpjes van jou op het internet gezet, en daar hebben de jongens veel last van. Ze schamen zich voor je, Pien.”
Pien heeft een kleur als vuur gekregen en ze merkt dat haar handen beginnen te trillen. Wat overkomt haar nu toch weer? Willen haar éigen kinderen niet eens meer bij haar komen?
“En jij vindt dat allemaal maar goed?” bijt ze haar ex-man toe. “Jij stimuleert dat gedrag ook nog eens?”
Rob strijkt met een vermoeid gebaar een lok haar naar achteren. “Je moet het scheidingsconvenant er nog maar eens op na lezen, Pien. Daar hebben we duidelijk in gesteld, dat de jongens mogen wonen bij wie zij dat willen. Omdat zij niet voor een van hun ouders konden en wilden kiezen hebben wij voor co-ouderschap gekozen, maar we zijn inmiddels vier jaar verder. De jongens zien steeds meer, snappen steeds meer, en hebben nu tegen mij gezegd dat ze permanent bij mij willen wonen. In ieder geval voorlopig. En ja, ik wil ook dat mijn kinderen gelukkig zijn, en niet dat ze opgroeien bij een moeder die altijd maar weer te diep in het glaasje kijkt.”
Tranen lopen over Piens wangen. Hier had ze nooit op gerekend. Dat is toch afschuwelijk? “Dus je gaat nu beweren, dat ik de jongens niet meer te zien krijg?” snikt ze.
“Nee, natuurlijk niet. We moeten dat op een andere manier zien op te lossen. Maar misschien is het goed als je even wat afstand neemt. Er is veel gebeurd. In de zomervakantie, maar ook daarna, zijn veel dingen misgegaan die de jongens duidelijk hebben meegekregen. Pien voelt ook woede opkomen. “Weet je wat ik nou zo erg vind? Ik heb inderdaad jarenlang gedronken, maar juist de laatste tijd ben ik de strijd tegen het stoppen met drinken aangegaan. En vaak ook weken lang met succes. Waarom moet ik worden gestraft door één incidentje?” Rob haalt zijn schouders op. “Dan moet je het zelf maar weten. Als jij niet erkent dat je een geweldig probleem hebt, dan kom je er ook nooit vanaf. Juist door die incidentjes bewijs je keer op keer dat je zwak bent. Dat je het niet vol kan houden. Zoek toch eens een keer hulp mens!”
Rob beent de kamer uit en even later hoort Pien de voordeur met een klap dichtslaan. Ze zit als versteend op de bank. De stilte is oorverdovend. Minuten lang blijft ze bevend over haar hele lijf voor zich uit staren terwijl de tranen over haar wangen stromen. Haar kinderen! Haar vlees en bloed! Wat moet ze nu toch beginnen? En het wrange is: ze heeft nu meer een borrel nodig dan ooit. Ze kijkt op haar horloge. De supermarkt is nog open, het is nog geen acht uur. Driftig trekt ze haar jas aan en fietst naar de winkel. Ze slaat flink in. Wijn, port en chocola. Het maakt nu toch allemaal niks meer uit! Ze kan zich net zo goed dood zuipen, wat heeft ze nu dan nog om voor te leven?
Als ze thuiskomt rukt ze met woeste bewegingen de kurk uit de fles en schenkt een groot glas wijn in. Ze ziet dat het lampje van het antwoordapparaat knippert, maar ze heeft geen zin om de boodschap af te luisteren. Het kan haar geen reet schelen wie haar belt. Ze doet de tv aan en staart naar het scherm zonder te registreren waarnaar ze kijkt. De woorden van Rob blijven maar door haar hoofd malen. Ze voelt zich vernederd en tekort gedaan als moeder. Met een fles naast zich op de grond en een doos chocola naast zich op de bank voelt ze zich langzaam maar zeker iets rustiger worden. Ze hoeft van zichzelf geen maat te houden vandaag. En morgen meldt ze zich ziek. Wat? Ze belt Chris meteen wel even op dat ze migraine heeft en morgen niet komt. Dan hoeft ze ook de wekker niet te zetten om zich voor negen uur ziek te melden. Gelukkig krijgt ze de voicemail van haar baas, en ze spreekt in dat ze een verschrikkelijke migraine heeft, maar al wel kan inschatten dat ze morgen niet kan werken. Voldaan hangt ze op. Ziezo. Als ze dan toch de naam heeft van alcoholist, terwijl ze dat toch helemaal niet is, dan ook maar de daad. En weer schenkt ze haar glas vol. Het is nog maar half tien, en toch loopt Pien al te wankelen op haar benen als ze van de bank opstaat om de tweede fles wijn uit de keuken te halen. Ze zet hem gezellig naast de lege fles naast haar op de grond en zegt half hardop: “Ja, ik begin inderdaad op een alcoholist te lijken! Ze hadden toch gelijk!”
Dan gaat opeens de deurbel. Pien schrikt zich rot. Een snelle blik op de klok vertelt haar dat het tien uur is. Welke idioot belt er nou om tien uur nog aan? Ze besluit om niet open te doen. En ja, dan zien ze maar dat er licht brandt. Het is háár huis, en zij maakt uit voor wie ze de deur open doet. Dan hoort ze ineens een sleutel in het slot. Pien staat op, maar de wereld lijkt om haar heen te draaien. Een golf van misselijkheid trekt door haar maag. Ze doet een paar stappen maar struikelt over de voet van de staande lamp en verliest even haar evenwicht. Kokhalzend loopt ze richting de gang. Ze moet het toilet zien te bereiken voordat ze hier midden in de kamer gaat staan braken. Maar wie is er binnen gekomen? Durft ze wel naar de gang? Dan wordt er op de kamerdeur geklopt. Als ze wat wil zeggen kan ze haar braaksel niet langer binnenhouden.
Drie paar ogen kijken haar aan. Geshockeerd. Het zijn Rob en de jongens. Ze staan daar wat mal midden in de kamer, met weekendtassen in hun handen. Koen is de eerste die iets zegt. Tranen staan in zijn ogen. “We hadden er nog met papa over gepraat dat het wel heel erg is om niet naar je moeder toe te willen. En toen vonden wij het ook wel rot. Maar ja, als het zo moet…” Hulp zoekend kijkt hij zijn vader aan. Rob legt een arm om de schouder van Koen. Jos heeft zich alweer omgedraaid. “Zie je nou zelf? Ik wil hier echt niet blijven. Ze doet het zelf.” En hij loopt zonder zijn moeder nog een blik waardig te keuren de kamer uit. “We hadden je nog gebeld en het antwoordapparaat ingesproken,” zegt Rob met een verwijtende stem. “Maar goed, je had het kennelijk te druk met andere zaken. We hebben het er nog wel over. Eén ding kan ik je garanderen: als jij niet stopt met drinken, dan ben je straks je kinderen kwijt. En dat is dan je eigen rotschuld. Kom Koen, we gaan. Je moeder heeft hier nog het een en ander op te ruimen, zo te zien.”
Ondanks de enorme hoeveelheid alcohol staat Pien totaal ontnuchterd naar de dichte deur te kijken. Dieper dan nu is ze nooit gezonken.
Dan gaat de telefoon. Ze neemt niet op. Het bandje van het antwoordapparaat begint te lopen, en dan hoort ze de stem van haar baas. “Ja Pien, met Chris. Ik hoorde je berichtje op mijn voicemail. Ik kon duidelijk horen dat je weer eens te veel hebt gedronken. Ik ben het onderhand spuugzat, Pien. Hoe graag ik je verder ook mag, ik pik het niet langer. Als je hier morgenochtend niet stipt om negen uur bent, dan hoef je wat mij betreft niet helemaal niet meer terug te komen. Dag.”
Pien heeft zich nog nooit zo ongelukkig gevoeld als op dit moment. Huilend loopt ze naar de keuken om een emmer sop te maken, want ze zal die vloer toch schoon moeten maken. Terwijl ze op haar knieën het gore karwei aan het opknappen is, neemt ze zich stellig voor: “Morgen ga ik hulp zoeken. Ik kan het niet alleen. Nu stop ik écht!”
De volgende aflevering lees je hier.