Afscheid

"Ik zie jou niet meer, Bas," zegt ze. "Ik kom je gedag zeggen." Ze kijkt me aan alsof ze even niet weet wat ze moet doen.
"Dat is lief van je," zeg ik. "Ik vond het heel leuk om met jou samen te werken."
Ze geeft me het lachje. Ik sta op en loop naar haar toe.



I

Ze schrikt. Wat me opvalt, is hoe warm haar wang aanvoelt. Haar ogen staan wijd open, een beetje paniekerig. Dit had ze niet verwacht. Ik heb mijn beide armen om haar heen geslagen en buig iets voorover. Niet dat ik zo groot ben; zij is eerder klein.
Vandaag draagt ze haar groene truitje met lange mouwen. Om haar nek hangt een roze sjaaltje. Aan haar vingers zitten een paar ringen. Ze heeft een spijkerbroek aan met wijde pijpen vanaf de knie. Er hangt een brede witte riem los om haar heupen. Ze loopt op gympies. Haar blonde haren staan wat sprieterig opzij. Ze is niet opvallend opgemaakt; alleen haar ogen zijn aangezet met mascara. Als ik haar aankijk, krijg ik meestal het heerlijke lachje van haar.
Wie zou er niet vallen voor dit schitterende meisje? Dit meisje met de prachtige ogen en de warme wang?


II

Mijn lippen verlaten haar rechterwang. Ik trek mijn hoofd iets terug en buig dan naar rechts. Recht op het doel af: haar linkerwang. Terwijl ik beweeg, kijk ik in haar ogen. Haar eerste schrik is weg en heeft plaatsgemaakt voor de blik die we al zo vaak hebben uitgewisseld. Ik kijk graag in haar ogen. Die zwartomrande kijkers waarin ik mijzelf al heel wat keren heb verdronken, en die me soms doen verlangen naar dingen waar een getrouwde man van mijn leeftijd eigenlijk niet naar zou moeten verlangen. Het bloed kruipt waar het graag gaat.
Ik wil haar zeggen dat ik wil weten hoe het verder met haar zal gaan. In haar leven, in haar carrière, op school, en op de werkplek die ik vandaag verlaat. Het liefst wil ik haar mijn e-mail adres geven en zeggen dat ze contact met mij moet opnemen als ze me nodig heeft. Maar ik zeg het niet.
Ik wil haar vertellen van mijn droom van enkele nachten geleden, maar ik doe het niet. In de droom zat ze in een bus of trein of tram achter me. We hadden allebei onze dikke winterjas aan. Ze praatte met mij. We lachten. Ineens sloeg ze van achteren twee armen om mij heen. Ik voelde haar adem in mijn nek. Ze gaf me een kus op mijn wang. Ik draaide mijn hoofd naar rechts en keek haar in haar mascara ogen. Ik zoende haar terug op haar wang, maar onze hoofden verschoven en ineens raakten onze vier lippen elkaar. Die van haar weken uiteen en haar warme tong likte langs mijn mond. Ik werd wakker met een gelukzalig gevoel in mijn hele lijf. Toen ik me realiseerde dat het niet echt was, overviel de totale leegte me.
Ik vertel haar niets van mijn droom. Mijn mond is immers druk bezig. Vastberaden gaat hij opnieuw op weg.


III

Nu weet ze wat er gaat gebeuren. Ze heeft zich eraan overgegeven. Uit zichzelf biedt ze mij haar rechterwang aan. Er verschijnt een lach in haar gezicht. Die gaat gepaard met die samengeknepen ogen van haar. Verhip, wat is ze toch mooi zoals ze is.
Ze tuit haar lippen en buigt naar me toe. Gretig, bijna. Het ziet ernaar uit dat ze zich nu op laat gaan in dit moment van intiem samenzijn. Ondanks dat onze werelden en levens elkaar niet overlappen. We verschillen in zoveel. In leeftijd is nog wel het meest opvallende. Ik ben potdomme 23 jaar ouder dan zij en zij is 23 jaar jonger dan ik. Lieve help, zij is 19 en ik ben 42. Dat kan niet. Maar nu kan het even wel. Ik en dit prachtige Mascara Meisje. Een paar maanden slechts hebben we samengewerkt. Ik merkte wel dat er een vonkje oversprong. En wat vond ik het soms moeilijk om professioneel te blijven. O, wat wil ik dit nu allemaal graag tegen haar schreeuwen. Ik open mijn mond, maar er komt niets uit.
Wél voel ik even haar warme adem bij mijn lippen. Haar hele essentie neemt bezit van me. Ik absorbeer als een gek. Gedurende een flits, een ogenblik, een fractie van een milliseconde zijn we onlosmakelijk verbonden, samen en één.
Dan laat ik haar los en neem ik wat afstand. Als ik praat en zeg wat ik moet zeggen, ga ik een heel klein beetje dood.


"Dag meid, ik heb ontzettend van je genoten."
"Ik ook van jou, Bas. Dag."
Terwijl ze wegloopt, dringt de verschrikkelijke werkelijkheid nog eens keihard tot me door. Allemensen, wat ga ik haar missen.



Apeldoorn, november 2007