De zoveelste

Het is vroeg donker. Dat is onze eigen schuld. Hadden we de klok maar niet een uur terug moeten zetten. Dat we dat gedaan hebben, is inmiddels alweer een weekje of wat geleden. Als we de klok niet een uur terug hadden gezet, zou het op dit tijdstip ook al donker zijn. Dus maakt het allemaal geen bal uit.
Daar zit ik. De gordijnen zijn dicht en in de woonkamer branden twee lampen. Eentje boven mijn hoofd, zodat ik goed kan lezen. Een andere boven de bank van Vrouwlief. Die is nu niet thuis, dus had ik die lamp net zo goed niet aan hoeven doen. Toch heb ik het gedaan; het maakt het wel zo gezellig. Kan het gezellig zijn in je eentje? Ik weet het niet. Zoals ik er nu bij zit, zou ik dat 'gezellig’ willen noemen? Op het krukje naast mijn bank staat een glaasje water. Op mijn schoot ligt een boek en in mijn hand houd ik mijn leesbril. Ik lees niet. Het lukt niet. Geen zin. Gezellig. Eigenlijk kan ik die lamp boven mijn hoofd ook wel uit doen.

Ik zucht en sta maar eens op. Waarom? Geen idee. Ik kijk de kamer rond. Zal ik mijn zegeningen weer eens tellen? Of het aantal platen en cd’s in mijn kast? Ik mag er dan wel heel trots op zijn; als een soort Dagobert Duck voortdurend de inventaris van mijn bezittingen opmaken gaat me te ver.
Nee, dan maar even bij de computer zitten. Weet je wat? Ik ga hem nog gebruiken ook. Ik druk op een toets en de beeldschermbeveiliger gaat vanzelf uit. Een knap staaltje techniek. Daar licht de mailbox al op en zie: ik heb geen nieuwe mail. Misschien is er iets gaande op een van de fora die ik open heb staan. Vergeet het maar. Wat nu? Een stukje schrijven voor FOK! of voor de plaatselijke stadsblog Apeldoorn Direct? Ik open het programma Word.

Mijn hand ligt op de muis. Ik moet voorzichtig zijn. Laatst voelde ik de pijn weer in mijn hand. Een jaar of drie geleden had ik er ook zo last van. Een golfersarm, was de diagnose. Een korte behandeling bood soelaas en sindsdien wissel ik werkzaamheden af. Niet meer uren achtereen typen, maar af en toe een ander klusje tussendoor doen. Lang ging het goed. Heel lang. Tot vandaag. Tot van het weekend.
De Zoon was jarig. Dat is niet waar. Hij was helemaal niet jarig. Dat was pas drie dagen later. Maar hij wilde zijn verjaardag niet vieren op een dinsdag. Dus nodigden we familie en vrienden uit op de zaterdagmiddag. Natuurlijk moest er ook gegeten worden. De Zoon was het volledig eens met mijn idee: we zetten een grote pan chili op tafel. Die zaterdagmorgen stond ik bij het fornuis te robertkranenborgen aan twee grote pannen heerlijkheid. Nu is mijn aanrecht al iets hoger dan gemiddeld (dat leek handig bij de aankoop van de megakeuken) en de pannen waren écht groot, dus moest ik boven mijn macht roeren. En voel, daar was-ie weer: de stekende pijn in mijn rechterhand en onderarm.

Ja, De Zoon vierde zijn verjaardag. Zijn twintigste, alweer. Is het heel oubollig als ik nu verzucht dat de tijd hard gaat? Ja, dat is vast heel oubollig. Daarom zal ik nu niet verzuchten dat de tijd heel hard gaat, maar ik vind wel dat het zo is.
Zal ik er een stukje over schrijven? Moet dat? Moet ik overal een stukje over schrijven? Het kan. Maar ik doe het niet. Ik schrijf al weken niet. Het komt er gewoon niet van. Een Waarachtig Schrijver is soms ook wel eens wat minder waarachtig.
Ik doe het beeldscherm van de computer uit en sta op. Langzaam loop ik terug naar de bank.

Ze had toch al lang thuis moeten zijn? Hoe laat is het eigenlijk? Al bijna tien uur. Had Vrouwlief eigenlijk een tijd genoemd dat ze naar huis zou komen? Ik weet het niet meer. Ze werkt wel eens vaker in de avonduren, maar zo laat als dit wordt het nooit. Ik heb eten voor haar bewaard. Het zit in een pannetje op het fornuis. Op de eettafel staat een leeg bord met daarnaast een schaal met aangemaakte sla.
Er zal toch niets gebeurd zijn? Lieve help, laat het niet waar zijn! Dat kan ik er nu niet bij hebben. Niet nu ik in deze omstandigheden verkeer.

Zal ik muziek draaien? Natuurlijk ga ik muziek draaien. Mijn leven draait om muziek. Toch is de stilte ook mooi. Als ik soundscapes kies of drones van Bass Communion, dan zal dat weinig aan de stilte opdringen, hooguit die stilte aanvullen. Ik laat de stereo uit. Ik heb mijn eigen soundscape en drone in mijn oren.
Het piept. Voortdurend. Soms is het heel zachtjes op de achtergrond en hoor ik het niet tot nauwelijks. Op andere momenten snijdt de hoge toon dwars door alles heen. Zoals nu.
Een jaar geleden liet ik een gehoortest doen. Ik schreef er nog een alleraardigst stukje over. Ik bleek het gehoor te hebben van iemand die bijna zeventig is. Vind je het gek? Mijn grootouders van alle kanten waren stokkedoof en mijn vader is slechthorend. Hij heeft al een jaar of vijftien gehoorapparaatjes. Zelf kamp al enige tijd met verminderd gehoor en die venijnige pieptoon. Tot overmaat van ramp ben ik ook nog eens muziekliefhebber. Als ik mijn hoofdtelefoon opzet, dan kijk ik wel uit dat ik hem niet te hard zet, maar als ik bij een concert ben – en dat ben ik nogal eens –, dan kan ik zelf niet het geluid zachter zetten. En om dat nou te gaan vragen aan de man achter de geluidsinstallatie is ook zo wat.
Twee weken terug ben ik daarom opnieuw naar de hoorwinkel gegaan. Niet alleen voor een nieuwe test, maar ook om gehoorbeschermers op maat te laten maken. Gelukkig was mijn gehoor niet verder achteruit gegaan en om de verdere schade te beperken liet ik me prijzige doppen aanmeten. Die zitten nu structureel in de binnenzak van mijn jas, zodat ik ze altijd bij mij heb. Ergens is het natuurlijk te zot voor woorden: ik ga ergens heen om van mooie muziek te genieten en dan moet ik iets in mijn oren proppen opdat ik er minder van hoor.

Misschien moet ik gewoon een forse neut nemen. Maar het is geen weekend en ik drink niet meer door de weeks. Sterke drank neem ik al helemaal niet meer tot mij. Ik houd het bij een biertje of bij het eten samen met Vrouwlief een flesje wijn. Of twee. De dagen van algeheel alcoholisme liggen gelukkig al weer ver achter mij.
Water zit ik nu te drinken, godbetert. Ik sta op, pak mijn glas en loop naar de keuken. Uit de koelkast haal ik het grote pak met water. Er zit nog maar een bodempje in. Met een ferme teug is het pak leeg. Waar staat een nieuw pak? In de schuur. Op de kast in het halletje ligt mijn sleutel. Buiten is het koud en in de schuur is het donker. Ik open de oude koelkast. Er liggen vier grote pakken water op een plank. Verder zie ik nog een boel groente uit het biologische groentepakket, een voorraadje kazen en worst en een stuk of wat flesjes wijn.
Binnen is het aangenaam warm, maar het water blijkt ongekend koud. Lekker. Ik klok twee fikse glazen achter elkaar naar binnen.

Nog een keertje controleer ik de mail en de fora. Het is stil. Overal is het stil. Behalve in mijn hoofd.
Ik kijk op de klok. Het is bijna elf uur. Ik ril van angst. Wat zal ik gaan doen? Ik heb nog stapels boeken die ik wil lezen, rijen dvd’s die ik wil kijken, tientallen mailtjes die ik moet versturen, honderden mensen die ik wil zien en spreken, duizenden kriebelmeisjes om van te zuchten. Alles drukt zwaar op mijn schouders. Die schouders, ik haal ze op.
Iets te eten dan? Ik kijk nog 's in de koelkast. Daar ligt van alles: wat kaas, wat worst, rauwkost en zelfs een stukje taart. Ik heb nergens trek in.
Opruimen, dat zou hier ook wel eens mogen. Niet nu. Doe vandaag niet wat je morgen ook nog uit kan stellen.
In de woonkamer ga ik op de bank zitten. Ik kijk voor mij uit, zonder iets te zien.

De Zoon komt langs. Hij komt de trap af en gaat in de keuken iets inschenken. Dat drinkt hij op.
'Welterusten,' zegt hij, terwijl hij weer naar boven gaat. Hij moet morgenochtend vroeg op.
Ik niet echt. Toch vind ik zijn actie wel een goed idee. Ik zeg hem goedenacht en tot morgen. Dan pak ik mijn waterglas op en zet het in de vaatwasser. Ik haal het pannetje van het fornuis. De schaal met sla schep ik erin leeg. Ik loop met het pannetje naar het toilet. Daar maak ik het leeg en ik spoel de prut door. De pan spoel ik onder de kraan in de keuken en zet ik samen met de slaschaal in de vaatwasser. Even zeep in het bakje en op de juiste knopjes drukken en dan de deur dicht en … nou ja, de techniek staat toch iedere keer voor niets. Totdat je de energierekening ziet.
In de woonkamer laat ik een enkele lamp aan en dan ga ik ook naar boven. Mijn kleren leg ik op de stoel naast ons bed. Bloot loop ik naar de badkamer. Daar ga ik op de wc-pot zitten. Ik plas. Het lucht niet op. 'Is dit alles?’ adem ik uit. Vervolgens sta ik op, trek ik door en poets ik mijn tanden. Terug in de slaapkamer doe ik de gordijnen dicht en kruip ik in bed. Koud en eenzaam ben ik. O, als er maar. Zeik niet. Soms word ik zo moe van mijzelf. Ik gaap en doe mijn ogen dicht.

- leek de werkelijkheid, maar zeker daarvan ben ik niet. Ik en zekerheden, dat is geen gelukkige combinatie. Ik en sowieso geluk dan wel? Sommige zekerheden bouw ik zelf in mijn dagelijks leven. Gewoontes, gebruiken, rituelen. Zo veilig en tegelijkertijd zo moordend. De droomloze slaap. Hoe vaak moet ik nog schrijven dat zonder plan de voorwaarde is voor ontstaan? Terwijl de grootste zekerheid, mijn allerzaligste vertrouwde veiligheid, dat is zij en niets en niemand anders. Maar waar o waar is -

Ik word wakker. Beneden hoor ik gestommel. Ik kijk op de wekker. Het is kwart voor twaalf. Gelukkig, Vrouwlief is thuis. Niets aan de hand. Diep is mijn zucht. Dan is daar weer die pijnlijke piep in mijn oren en in de rest van mij het gevoel van totale leegte, terwijl mijn kop propvol zit.
Ik herken het. Dit is 'm. De zoveelste.

-
Apeldoorn, november 2012