Oude doos
Ik vond op zolder een oude doos. Ha, ik heb helemaal geen zolder! Hoe verzin ik het toch allemaal? Waar haal ik het allemaal vandáán? Het zal met vroeger te maken hebben. In mijn ouderlijk huis hadden we wél een zolder. Sterker nog, de laatste tien jaren dat ik er woonde, sliep ik zelfs op zolder. Ik bewoonde er een grote slaapkamer. Op de overloop stond een kast met daarin de boeken van mijn ouders. Ik had die kast eens doorgesnuffeld en tussen de romans vond ik een boek vol seksuele voorlichting, dat achter een heel ander soort kaft was verstopt. Er stonden geen plaatjes in, maar de tekst was beeldend genoeg voor een tiener. Met rode oortjes las ik over 'aanbevolen houdingen tijdens de geslachtsgemeenschap' en de 'kwalijke gevolgen van zelfbevlekking door jongens'.
In mijn boek 'Alles kan kapot' wijd ik een verhaal aan mijn avonturen op zolder: hoe ik als jongen in een ander boek de foto's bekeek uit concentratiekampen met daarop bergen naakte lijken met holle ogen, hoe ik mijn eerste natte dromen in mijn zolderkamer beleefde en een grote lederen vierzitsbank vol onaneerde. Ja, iets Wolkeriaans is mij niet vreemd. (En nu maar hopen dat er Lezers zijn die naar aanleiding van deze alinea op zoek gaan waar ze mijn boek kunnen bestellen!)
Tot zover de jeugdherinneringen. Waar had ik het over? Over de zolderkamer in mijn ouderlijk huis. Tot ik het huis uitging, leefde ik er in mijn eigen wereldje. Ik ging het ouderlijk huis uit om een nieuw wereldje te betrekken met Vrouwlief. Tot op de dag van vandaag zijn we samen. Wat hebben we het heerlijk met elkaar. In maart 2011 wordt ze vijftig. Je ziet het niet aan haar af. Ze is nog altijd mijn lieve lekkere vrolijke ding. Dat het een ieder even goed duidelijk is. Zo. Niettemin: waar blijft de tijd? Weet ik veel. Het ging erom dat ik Vrouwlief ontmoette – 1988 was dat – en we gingen samenwonen en trouwen en een kind maken en verhuizen en nog een keer verhuizen en toen woonden we hier in dit huis. We hebben geen zolder. Wel een bergkamer op de eerste verdieping.
Ik zocht iets. Wat was het ook weer? Geen idee. De bergkamer staat tot aan het plafond toe volgestouwd. Met al onze campingspullen, bijvoorbeeld. Zes jaar geleden hebben we voor het laatst een vakantie op een camping doorgebracht. Toen gaf onze Zoon aan dat hij de camping niet meer zo leuk vond en zijn we op zoek gegaan naar een andere vorm van vakantie vieren. Sindsdien zijn we steden gaan bezoeken. Brussel, Istanbul, Parijs, Leipzig, Praag, Lissabon en over anderhalve week Stockholm.
"Wat doen we nu met al die campingspullen?" vroeg ik Vrouwlief toen we definitief hadden besloten niet meer te gaan kamperen. "Wegdoen?"
"Er zitten veel goede materialen bij," antwoordde ze. "Zoals het serviesgoed. Dat kunnen we onze Zoon meegeven als hij straks op kamers gaat."
En dus stapelden we de bungalowtent en de kratten met pannetjes, plastic bordjes en bekers in de bergkamer. Toen Vrouwlief laatst een keer zei dat de bergkamer wel erg uit z'n voegen begon te barsten van de rommel, zei ik alleen maar: "Hoog tijd dat we die Zoon van ons op kamers schoppen."
Allemensen, wat een rotzooi was het hier in die bergkamer, zeg. Hier vond je nooit wat je zocht. Wat was dit hier nou weer? Verhip, het was mijn verzameling verkleedkleren. Als ik wilde, kon ik mij transformeren tot Robin Hood, vieze trol, Rus, Turk, hippie, dokter of professor, noem maar op. En dan had je ook nog alle oranje jassen, vestjes, shirts, hoedjes en petjes voor als Nederland weer eens de EK- of WK-finale voetbal niet haalde.
Wist ik alweer wat ik ook weer zocht? Nee. Eens kijken wat hierin zat. Ik peuterde in een stapel zakken en dozen. Er kwam mij een lading kerstballen tegemoet. Wat een troep. Ginds lag de kunstboom, de honderdduizend setjes lampjes en alle andere kerstmeuk. Gék werd je ervan.
Wat nog meer? Verpakkingen van recente aanschaffen. Wat hadden we recent aangeschaft? Helemaal niets, want recent was er een recessie. Geen geld voor extraatjes. De enige extraatjes die Vrouwlief en ik ons permitteren zijn een kratje bier en een cd'tje op zijn tijd, een middagje in Art Café 'Sam Sam' of een treinreisje naar vrienden en bekenden ergens in het land. En af en toe een pikant stukje ondergoed voor Vrouwlief, natuurlijk! Nee, recente aanschaffen hadden we niet gedaan. Wat was dan toch die grote doos? Daar had overduidelijk een platte televisie in gezeten. Die was van de Zoon. Die knul heeft meer reserves op zijn bankrekening staan dan wij! Hij zit zijn PS3-spellen te bekijken op een monitor die nog groter is dan het veld bij een EK- of WK-finale.
In een klerenkast hingen mijn potloodventersjassen van vroeger. Een tijdje lang dacht ik er indrukwekkend uit te zien met zo'n lange regenjas aan. Nu vond ik het vooral láchwekkend.
Moest je hier 's zien, hier stonden zelfs dozen die ik bij de verhuizing naar deze woning ongeopend in deze bergkamer heb opgestapeld.
En daartussen vond ik dan de oude doos. Zou het hier dan in zitten, dat wat ik zocht? Wist ik ondertussen al wat ik zocht? Toen niet; nu nog niet. Ik trok de doos uit de stapel, stapte over en op alle troep die op de onbegaanbare vloer van de bergkamer lag en ging ermee naar de slaapkamer. Ik zette hem op het bed en ging er zelf naast zitten. Voorzichtig vouwde ik de doos open. Wat zou erin zitten?
Bovenop lag bladmuziek. Gekopieerd uit een officieel muziekboek. Ha, dat kwam nog uit de tijd dat ik dacht een groot toetsenvirtuoos à la Keith Emerson te kunnen worden. Ik leende bladmuziek bij de bibliotheek en kopieerde het, zodat ik thuis op mijn Philicordia-orgeltje kon oefenen. Dat werd niets. Maar wat was dit hier? Onder de bladmuziek lagen een paar nummers van de Penthouse. Sjonge. Had ik die gekocht? Dat kon niet anders.
Maar wat kregen we nu? Ik haalde wat smoezelige mapjes en snelhechters onder uit de oude doos. Wat was het? Stik, ik herkende het! Het waren oude schrijfsels en kladjes! Dat was gaaf!
Ik heb mijn hele leven geschreven. Het meeste heb ik nooit gebruikt. 'Alles kan kapot' staat weliswaar vol met materiaal dat ik maakte tussen 1993 en 2007, maar het overgrote deel had ik weggestopt en was ik vergeten. Nu vond ik het in deze oude doos! Snel kijken naar wat ik toen allemaal aan het papier toevertrouwde!
Ik bladerde door de mappen vol vergeeld papier. Het meeste was handgeschreven of ingetikt op een aftandse typmachine. Waar ging het allemaal over? Mijn ogen vlogen van linksboven schuin naar rechtsonder over de smoezelige vellen. Ik las over mijn moeder, over scouting, over mijn vrienden en muziek. Hier, een complete map met dromen en fantasieën. Hé, dit was grappig. Dit leek over meisjes te gaan. En dit dan?
"Ze legde haar hand op mijn blouse en maakte langzaam de knoopjes van boven naar onderen open. Beneden vond ze de knoop van mijn spijkerbroek. Mijn tong gleed langs haar hals en draaide cirkels in het kuiltje op haar borst. Ze had mijn broek open geritst en kneep door mijn onderbroek in de bobbel. Ik nam haar tepeltje tussen mijn tanden en beet zachtjes. Bemoedigend kreunde ze. Mijn armen had ik om haar heupen geslagen. Haar benen openden zich. Zilveren druppeltjes glinsterden in de donkerbruine krulletjes in haar schoot."
Wat kregen we nou ineens? Mijn broek werd te krap. Ik zat hier plots met een joekel van een stijve piemel. Ik was op zoek gegaan in de bergkamer naar iets dat ik niet meer wist, vond een oude doos vol vieze verzinsels en nu had ik een enorme erectie! Wat had ik dáár nou aan?
Dit vroeg om een snelle oplossing. Ik bevrijdde mijn harde orgaan uit zijn benauwde positie, liet het papier op bed achter en ging met de broek op mijn knieën de trap af naar beneden. Daar genoot ik al snel uitgebreid van Vrouwliefs nog altijd heerlijke, maar toch al bijna vijftig jaar oude doos.
(Is dit leuk?)
Apeldoorn, november 2010