Warm

Er valt sneeuw. Niet een klein beetje, maar enorm veel. In Nederland regende het en nu we hier landen, schrikken we. Dat het koud zou zijn, wisten we wel. Nergens hadden we gehoord of gelezen dat er nu bijna een dikke halve meter sneeuw ligt.
Die kou op zich valt wel mee. Het is min acht. Zo voelt het niet. De lucht is anders dan bij ons. Ik loop voorzichtig de metalen trap af. Beneden stap ik in de dikke sneeuw. Ik draai me om. Het vliegtuig was niet vol. Wel goedkoop. Twee euro vanaf Düsseldorf-Weeze. Geen geld. Maar we moeten nog terug. Ook twee euro. En een tientje aan belasting. Voor veertien euro heen en weer; hoe kan het toch?
Het vliegveld Torp is klein. Ons vliegtuig is het enige. Toch moeten we in een grote bus stappen die ons honderd meter verderop bij de aankomsthal afzet. We kunnen zo doorlopen; er is geen douane. Buiten wacht de taxi die ons van Torp naar Larvik brengt. Daar is ons hotel.

Onderweg kunnen we niet anders dan naar buiten staren. Het landschap is zo oogverblindend mooi. Overal ligt sneeuw, ook op de weg. Als het in Nederland sneeuwt, dan strooit men en zien de wegen er schoon uit; hier heeft men de sneeuw alleen weggeschoven. Het is ook andere sneeuw dan bij ons, lijkt het. De wegen zien wit van de geplette sneeuw. Iedereen rijdt toch flink door, zonder schuivers te maken.
De witte heuvels staan vol besneeuwde naaldbomen. We zien de rode houten huizen, die zo typisch voor dit deel van Europa lijken te zijn.
Onze tocht duurt nog geen half uur. Toch lijkt het veel langer. Dan komen we in de plaats waar we moeten zijn. Larvik. De chauffeur kent de weg. Hij stopt bij ons hotel. Quality Hotel ‘Grand Farris’, heet het.

Line, zo heet de mooie dame van de receptie. Tenminste, als dat wat op het bordje op haar uniformjasje staat haar voornaam is. Ik stamp nog wat sneeuw van mijn schoenen en hoop dat het niet erg is. Het is niet erg. We krijgen de sleutel van onze kamer 309. Die is op de tweede verdieping. Toch moeten we in de lift op knopje 3 drukken. Knopje 1 is de begane grond. En ik maar denken dat ze dit soort grappen alleen in België uithalen.
Onze kamer is ruim en mooi. Het bed is groot en zacht. Dat wordt nog wat. Snel pakken we onze spullen uit. Dan gaan we weer naar beneden.
Buiten is het even droog. Ik kan wat foto’s van de omgeving maken. Ons hotel staat bijna aan het water. Is dit nou een fjord? Lijkt me niet; ik zie geen rotsen. Ik zie ook geen water. Het is bevroren en er ligt sneeuw op. Alles en alles is wit.

We gaan op zoek naar het centrum van Larvik in de hoop dat we daar een plek zullen vinden waar we kunnen lunchen. Het is een steile klim. We komen op een pleintje waaraan allerlei winkels liggen. Zowaar, daar is een lunchroom. Binnen is het druk. Toch ontdekken we een leeg tafeltje. Ik kan niet echt wijs uit het menu en speel op zeker: een Boboli feta. Bij de bar doe ik onze bestelling. En oja, doe ook nog maar een kop koffie.
We kijken om ons heen. Er komen steeds nieuwe mensen binnen. Als je op vakantie bent, blijven dit soort tentjes het leukst. Daar waar de lokale bevolking eet en drinkt, daar moet je zijn.
Moet je zien, een plaatselijke krant. Ik begin erin te bladeren. Niet dat ik iets van deze taal begrijp. Hier, een aankondiging voor het festivalletje van vanavond!

We maken een wandeling door het dorp. Uit een automaat haal ik een boel NOK. Zou ik hieraan genoeg hebben? Ik heb geen flauw idee. Nou ja, we kunnen altijd nog bij halen.
Het begint weer te sneeuwen en niet zo’n klein beetje ook. Vlakbij de bank staat een paal met bordjes die wijzen naar belangrijke plaatsen. ‘Sykehus’ staat er op een. Zijkhuis? We moeten lachen. Nee, het is: ‘ziekenhuis’.
Hoe steil de wegen ook zijn, hoe bedekt ze ook zijn met sneeuw: auto’s rijden af en aan. Het leven gaat door, ook al ligt er sneeuw. Ik kijk door de nauwe straten naar beneden. Mooi zicht op de haven en het bevroren water.
Larvik is niet groot. Je hebt het zo gezien. Zo bijzonder is het plaatsje nou ook weer niet. Maar aan het water is het prachtig. Ik blijf foto’s maken.

Het is goed om er even een weekend uit te zijn. We hebben al een intensieve tijd achter de rug en de komende maanden worden nog veel zwaarder. Dit uitstapje hadden we tijden geleden al gepland en voorbereid, toen er nog niets aan de hand was. Alle tickets waren al in huis en het hotel was al geboekt. Plots was het de vraag of we wel weg konden. “Joh, ga nu het even kan!” adviseerde de verpleegkundige. Dat advies namen we graag ter harte.

In het steakhouse bestel ik lamskoteletten. Deze streek staat bekend om de vis op het menu, maar ik moet uitkijken met mijn zwakke darmen. Voor je het weet zit ik de halve dag op het toilet. ‘Toalet’ heet dat hier. Raar taaltje. Naast mijn bord staat een glas bier. Ik zal er straks 65 NOK voor moeten betalen. Dat is negen pleuro of zo. Thuis haal ik daar een heel kratje Dommelsch voor.
Na het eten lopen we naar het Borgen Kulturhus. Het is al pikkedonker. Het moderne cultureel centrum staat er nog niet zo lang. Amper een half jaar. Het is enorm groot en ligt schitterend, zo vlak langs het water. Als we onze jassen hebben opgehangen, zoeken we een zitplek in de foyer. We hebben een prachtig uitzicht over het water, dat spookachtig wordt verlicht door de huizen en straatlantaarns ver weg langs de fjord.

Hé, daar heb je onze vrienden! We groeten, omhelzen, zoenen. Wat goed om iedereen weer te zien. Van heinde en verre zijn we gekomen: Oostenrijk, Duitsland, Schotland, Engeland en Nederland. Proost! Veel tijd om bij te kletsen hebben we niet. Het programma begint.
Maar liefst twee bands treden vanavond op. Ze spelen de muziek die we zo goed als van binnen en buiten kennen. Wij gaan op de tribune in de pluchen stoelen zitten; onze vrienden blijven voor het podium staan. De eerste band heet Dead Dino Storage, een grote groep met veel blazers. Wat zijn ze goed. Sprankelende arrangementen en toffe solo’s. Ik maak foto’s en filmpjes met mijn fotocamera. Voor youtube. Ook ga ik even naar beneden om met onze bekenden te dansen, mee te zingen, te lachen en te drinken.
Na anderhalf uur is het eerste optreden gedaan. Ik ga terug naar de pluchen stoelen. Zal ik wat te drinken voor ons halen? Ja, dat is goed. Ik haal drinken.

De tweede band begint. The Muffin Men. Die heb ik al vaker gezien en gehoord. Ze spelen strak en tegelijkertijd zijn de improvisaties heel losjes. De drummer is een maniak. Ik moet weer even naar voren voor wat foto’s en filmpjes. Ben zo terug.
De mensen die voor het podium staan te dansen en te zingen en te drinken worden langzaamaan erg dronken. Het wordt een zatte zooi. Die Vikingen kunnen er wat van. Onze vrienden trouwens ook. Ik vind het raar: je komt van ver voor muziek en bekenden, en dan zuip je je klem en maak je er nauwelijks iets van mee. Ach, wat maakt het uit. Het plezier is er niet minder om. Ik vind het fijn om te zien dat iedereen zoveel lol heeft.
Plots is het afgelopen. Ik ga weer naar boven. Zullen we gaan? We gaan.

Bij de uitgang koop ik een T-shirt. Tweehonderd NOK. Is dat duur? Ik weet het niet. Ik ben gestopt met omrekenen. Omrekenen van NOK naar euro en van euro naar gulden. Wat ben ik toch ouderwets. Ik trek het T-shirt aan. Dan gaan we naar de garderobe, op zoek naar onze jassen. Zowaar, ze hangen er nog. Onze NOKs zijn bijna op.

Buiten waait de wind en sneeuwt het nog steeds. We stappen gearmd door de krakende sneeuw. Pas op, hier is het glad. Het is niet ver. Driehonderd meter verderop staat ons hotel.
We kijken elkaar aan. Het is heel koud. Ik druk je tegen me aan en heb het warm.


Apeldoorn, februari 2010

(Larvik - 30 januari 2010)

(Sneeuwstorm in Larvik - 30 januari 2010)