Mayra en haar gitaar - een kerstverhaal

De tas met haar laatste bezittingen hangt op haar heup. Veel zit er niet meer in. Wat vuile kleren, een borstel voor haar lange haren, haar paspoort en een kleine spiegel.
"Getsie," denkt ze in haar eigen taal. "Als het nou échte sneeuw was, dan vond ik het wel oké. Dit is natte troep." Snel zoekt ze een plek om te schuilen. Daarginds is de luifel van een winkel. Als ze er is, haalt ze de gitaar om haar hals weg. Het is het meest waardevolle dat ze nog heeft. Ze legt de tas naast haar neer. Dan knielt ze en legt de gitaar op haar bovenbeen. Ze zet haar handen op de juiste plek en slaat een akkoord aan. Automatisch gaan haar vingers over de snaren. Onbewust weet ze precies wat ze moet doen. Zachtjes zingt ze de tekst.
"Wat een mooi liedje," zegt ineens iemand naast haar. Ze kijkt op. Het is een kerstman. Zijn kleren zijn vuil. Een zwerver in een kerstmannenpak. Hij lacht vriendelijk naar haar. "Hoe heet het?"
Ze stopt met spelen. "Het lied heet 'Mana'," zegt ze zachtjes.
"Waar komt het vandaan? En waar gaat het precies over?"
"Uit Kaap-Verdië," zegt ze. "Het is een lied over een meisje van het platteland. Ze droomt van een betere toekomst en zoekt haar geluk in de grote stad. Maar snel krijgt ze heimwee. Er is geen weg terug."
"Ik vind het heel mooi," zegt hij. "Hoe heet je?"
"Mayra."
"Dag Mayra," zegt de kerstman. "Ik heb veel werk te doen." Ineens is hij weg.

Mayra blijft stilletjes zitten. Het is bijna Kerstmis. Ze denkt aan haar vaderland. Zo warm als het daar nu is, zo koud is het hier. Haar moeder is vast bezig met het bakken van brood, en haar vader zal een vreugdevuur hebben gebouwd om het naderende kerstfeest te vieren.
In de winkelruit kijkt ze naar de weerspiegeling van haar eigen gezicht. Ze ziet haar eigen jonge gelaat met de grote donkerbruine ogen erin. Volle lippen. En lang krullend haar, dat nu stug over haar schouders hangt. Er zit een grote zwarte veeg over haar wang. Had ze een cd gemaakt, dan had haar gezicht voor op de cover gestaan. Het mocht niet zo zijn. Op haar eiland had ze het arm, net als alle andere mensen. En dus koos ze voor een vlucht naar een beter land en een betere toekomst. Uiteindelijk kwam ze hier in Nederland. Ze had gedacht dat ze hier rijk en gelukkig zou worden.
"Moet je mij nu eens zien," denkt ze in haar eigen taal. "Wie had dat ooit gedacht? Dat ik hier op de koude stoep zou zitten met mijn gitaar? Niks geen publiek dat een staande ovatie geeft. Geen bloemen en geen limousine die me naar huis brengt. Ik heb niet eens een huis. Deze stad is mijn huis. Hoe koud ze ook is. Iedere dag is het weer een vraag hoe ik aan eten kom."

"Wat moet dat hier?" Ze schrikt op van deze brute stem. "Dit is mijn wijk!" Mayra richt haar blik omhoog en kijkt in het gezicht van een dikke man. Hij draagt een versleten hoed en een lange jas met gaten.
"Pardon," zegt ze. "Ik wilde geen kwaad doen."
"Flikker op!" roept de man. Er komt spuug uit zijn mond. "Wie ben jij?"
"Ik heet Mayra," zegt ze bibberend. "Ik heb het koud."
"Je bent een lekker wijf," kwijlt de kerel. "Kom maar eens hier, dan maak ik je heet." De man komt op haar af.
Mayra is opgestaan en wil weglopen, maar de man heeft haar tas vastgepakt en wil die naar zich toe trekken.
"Wat heb je in die tas? Iets te eten?" lispelt hij.
"Nee! Ga weg!" roept Mayra in haar eigen taal. Ze kan zo snel de juiste Nederlandse woorden niet vinden.
"Ah, een illegaaltje?" sist de man. "Ik zal jou eens wat Nederlandse les geven."
In een vlaag van paniek haalt Mayra uit. Ze slaat haar tas in het gezicht van de man. Die schrikt en houdt hem angstvallig vast.
Mayra weet niet wat ze moet doen en slaat op de vlucht. Ze moet haar tas achterlaten. Met alleen nog haar gitaar in de handen rent ze naar de hoek van de straat. Vlug gaat ze de bocht om. De man is blijven staan onder de winkelluifel. Ze leunt met haar rug tegen de muur van het pand op de hoek en hijgt uit.

Was ze maar terug op haar eiland. Daar zorgt iedereen voor elkaar. Of je nu geld hebt of niet. Of je arm bent of rijk, iedereen is begaan met elkaar. Als je eten hebt, deel je dat met de mensen die dat niet hebben. Zo simpel zijn de gewoontes. Je houdt er veel vrienden aan over.
Hier heeft ze geen vrienden. Weinig. Ze kent wat andere zwervers. Waar zouden die zijn? Ineens herinnert ze zich de groep mensen die ze gisteren heeft ontmoet. Ze verzamelen zich hier niet ver vandaan in een steegje.
Haar maag doet pijn. Hoe lang heeft ze nu al niet gegeten? Nog éénmaal haalt ze diep adem. Dan gaat ze op weg. Ze houdt de gitaar dicht tegen zich aangeklemd. Het is het allerlaatste dat ze nog heeft. In het donker loopt ze door de straten. De natte sneeuw maakt haar nog kouder dan ze al is. Haar lange haar hangt nu in natte slierten langs haar hoofd op haar schouders.

Dáár. Daarginds zijn ze. Een groepje mensen staat rondom een grote metalen ton. Ze houden hun handen erboven. Langzaam komt Mayra dichterbij.
"Hee, Mayra!" roept iemand. "Jij hier?"
"Ik heb het koud," zegt ze.
"Kom er maar bij, hoor. Maar lang zal het niet warm zijn."
Ze komt de kring binnen. Er staan wat mannen en vrouwen om de ton heen. Er komen geen vlammen bovenuit, maar toch voelt het warm aan. Mayra strekt haar armen en houdt deze boven de ton.
"Dank jullie wel," zegt ze in haar gebrekkige Nederlands.
"Nou moet je wel een liedje voor ons spelen en zingen," zegt een oude man.
Ze haalt de gitaar van haar rug en houdt die nu voor haar buik. Dan zingt ze haar lied. Over Kaap-Verdië. Maar dat verstaat toch niemand. Als ze klaar is, kijkt ze de kring rond. Iedereen klapt. Het vuur is bijna uit. Mayra wrijft in haar handen om ze weer warm te krijgen.
Iets verderop ziet ze iemand tegen de muur van de steeg zitten. Het is een ouder dametje. Ze loopt erheen en knielt neer. Voorzichtig pakt ze de hand van de vrouw.

"Och arme," fluistert Mayra. "Wat heb je het koud."
"Laat maar," zegt het vrouwtje. "Ik red het niet. Het vuur geeft te weinig warmte. Vroeg of laat gaan mensen zoals ik dood."
"Ik weet iets." Mayra staat op en helpt de vrouw overeind. Samen lopen ze naar de grote ton, waar nu bijna alleen nog maar wat gloeiende kooltjes in liggen. Mayra pakt de gitaar van haar schouder.
"Doe het niet," fluistert de oude vrouw.
"Ik heb het ook koud," bibbert Mayra. "Dit is onze laatste hoop." Ze steekt de gitaar in de ton. Dan buigt ze eroverheen en begint te blazen. De kooltjes gloeien op. Door haar tranen heen ziet Mayra dat de gitaar vlam vat. Eerst zachtjes, maar al snel komen de vlammen haar tegemoet. Het knapperende geluid van het hout van de gitaar doet pijn in haar oren.
"Mana bá sidádi grándi," fluistert Mayra. "Tiru sai-i pa kulátra."
"Lief kind," zucht het vrouwtje en laat haar hoofd zakken. "Dank je wel." Voordat Mayra kan antwoorden, zakt de vrouw door de knieën.
"Volhouden," zegt Mayra. Ze knielt neer bij het lichaam van de oude vrouw.
"Mijn tijd is gekomen," zegt het mensje. Ineens breken haar ogen en valt haar hoofd opzij. Mayra buigt. Haar ogen doen pijn. Met moeite houdt ze haar huilen in.
Dan staat ze op. De wind snijdt door haar dunne jasje. Haar haren wapperen. Ze begint te lopen, al weet ze niet waarheen. De ene voet voor de andere. De ene stap na de andere. Stoeptegels glijden onder haar voeten door. Rillend loopt ze door de straten van de stad. In het begin snel, maar naarmate ze verder komt, gaat het steeds langzamer. Natte sneeuw maakt haar almaar kouder.
Ze is doorweekt als ze bij een luifel van een winkel komt. "Was ik hier al niet eerder?" denkt ze. Onder de luifel is het droog. Traag laat ze zich door de knieën zakken. Ze gaat met haar rug tegen een winkelruit aan zitten.
Zingen, wil ze. Maar ze heeft geen gitaar meer. Bibberend probeert ze het zonder instrument. Haar stem vervliegt in de koude lucht. Toch blijft ze zingen.
"Mana bá sidádi grándi, tiru sai-i pa kulátra. Mana went to the city, and soon regretted it."
Ze laat haar hoofd zakken. Er loopt een traan over haar rechterwang. Vingers doen pijn van de kou. Haar armen heeft ze om zich heen geslagen, in de hoop dat ze nog een beetje warm wordt. Het helpt niet. Dan geeft ze toe aan wat moet komen en doet ze haar ogen dicht. Alles is zwart.

"Hallo?" klinkt ineens een stem van ver weg. "Gaat het nog?"
Ze kijkt op. Er staat een grote man naast haar. Geschrokken staat ze op. Straks is het die engerd van eerder. Maar nee. Dit is een andere man. Ook iemand zonder huis, dat is duidelijk. Zijn kleren zijn vies. Maar hij heeft geen gewone kleren. Hij draagt een kerstmanpak. Ze kijkt hem in de ogen. Die glimmen.
"Ik heb iets voor je," zegt hij. Vanachter zijn rug haalt hij een groot pak tevoorschijn.
"Voor mij?" vraagt ze. Hij knikt.
Mayra scheurt het papier weg. Ze kon aan de vorm van het pakket al zien wat het is: een nieuwe gitaar. Daar staat ze dan. Niet wetend wat ze moet zeggen. Met een gitaar in haar hand.
"Zing je voor mij?" vraagt de kerstman. "Dat ene mooie liedje? 'Mana' heette het."
Mayra zingt het lied over Kaap-Verdië. "Mana bá sidádi grándi, tiru sai-i pa kulátra. Mana went to the city, and soon regretted it." Als ze klaar is, kijkt ze de kerstman aan.
"Gebeurt dit echt?" vraagt ze.
De kerstman haalt zijn schouders op. "Is dat belangrijk, dan?"
"Wie ben je?"
"De kerstman," antwoord ik.
"Maar wie ben je echt?" Ze pakt mijn baard en trekt die naar beneden. Dan doet ze mijn kerstmuts af. Zelf heb ik dat malle kussen al van onder mijn rode jas getrokken. Nu ben ik weer mijzelf.
"Ik ben het," zeg ik.
"Gelukkig wel," zegt ze. Ik krijg een zoen op mijn wang. Lieve help, wat is ze mooi en lief.
"Vrolijk Kerstfeest, Mayra."
"Dat gaat nu wel lukken, Bas."



Apeldoorn, december 2007

(Dit verhaal kwam tot stand tijdens het luisteren naar wat ik de mooiste plaat van 2007 vind: 'Navega' door Mayra Andrade.)