Australische soldaten uit eerste wereldoorlog begraven
Ook werd er gisteren stil gestaan bij de duizenden Australische en Nieuw-Zeelandse soldaten die het leven lieten tijdens de 'Slag van Passendale', de bloedigste slag van de Eerste Wereldoorlog.
De Vlaamse minister van Buitenlands Beleid, Geert Bourgeois, maakte er bekend dat Vlaanderen een principebeslissing heeft genomen om te proberen tegen 2014 alles wat met de Eerste Wereldoorlog te maken heeft in de Westhoek te laten erkennen als werelderfgoed.
Midden september 2006 werden bij graafwerkzaamheden voor de aanleg van een gasleiding nabij het Belgische dorpje Zonnebeke twee menselijke schedels gevonden. De aannemer was van tevoren geïnformeerd dat hij mogelijk menselijke resten tegen zou komen, wat dus gebeurde. De werkzaamheden werden opgeschort en verscheidene diensten werden van de vondst op de hoogte gesteld. De Belgische archeologische dienst, de politie, de burgemeester en ook amateur-archeoloog Johan Vandewalle. Hij ging meteen ter plaatse om er op toe te zien dat de resten op een archeologisch verantwoorde wijze werden geborgen.
Johan begon met het verbreden van de werkput zodat hij genoeg ruimte had voor de opgraving, hierbij ontdekte hij sporen van een derde lichaam. De volgende dag ging hij verder met het opgraven van het derde lichaam dat gedeeltelijk onder een weg lag. Die ochtend sprak hij met de burgemeester van Zonnebeke die hem vroeg: "Johan, wat wil je?" Johan antwoordde: "Dat je me niet uit die put haalt. Ik wil het werk afmaken, en als men dit toch probeert leg ik mij in die put naast die jongens." Johan mocht verder graven en ontdekte samen met een team van het Memorial Passendale Museum nog twee lichamen en resten van een zesde en zevende lichaam.
Op één van de lichamen werd een tweeledige mouwinsigne teruggevonden van de vierde Australische Divisie. Deze eenheid vocht daar tussen 22 en 30 september 1917 om het polygoonbos en bij deze gevechten stierven vele soldaten door vijandig artillerievuur. Van die eenheid werden 136 soldaten vermist. Men wist te achterhalen dat ongeveer dertig van hen begraven zijn op een begraafplaats niet ver van de plek waar de ‘Zonnebeke Five’ gevonden zijn. Deze begraafplaats is na de oorlog ontruimd en alle lichamen zijn herbegraven. Waarschijnlijk zijn deze vijf tijdens opruimwerkzaamheden na de oorlog over het hoofd gezien.
Persoonlijke eigendommen werden altijd naar de familie teruggestuurd, daarom was het bijna onmogelijk om de lichamen daarmee te identificeren. De Belgische dienst voor oorlogsgraven nam DNA-monsters van de resten en ondertussen kon door middel van forensisch onderzoek van vier van de vijf slachtoffers ook de leeftijd en doodsoorzaak bepaald worden. De Australische overheid was samen met de Australische media op zoek naar mogelijke verwanten van de vijf. Na intensief speurwerk werden van drie slachtoffers mogelijke verwanten teruggevonden. Hun genetische materiaal werd naar België gestuurd, waar vastgesteld werd dat er bij twee van de drie betrokkenen onmiskenbare overeenkomsten waren.
Het is de allereerste keer dat stoffelijke resten uit de Eerste Wereldoorlog, nagenoeg zonder bijvondsten, geïdentificeerd worden door een combinatie van gedreven historisch onderzoek en DNA. Bepalend voor de determinatie was ook het deskundig archeologisch onderzoek, uitgevoerd door een team van de intergemeentelijke archeologische dienst Archeo7 en het Memorial Museum Passchendaele 1917.
Skelet nummer vijf kon worden geïdentificeerd als dat van Private 3504, John Hunter, van het 49th Battalion. Hunter was landwerker van beroep en trad op 25 oktober 1916 in dienst, maar arriveerde pas midden augustus 1917 aan het Westelijk front. Zijn vuurdoop werd ook meteen zijn dood, zijn broer heeft hem helpen begraven.
In de nasleep van de Slag om het Polygoonbos kwam op 30 september 1917 ook George Calder van het 51st Battalion om het leven. Deze mijnwerker uit Boulder, West-Australië ging op 12 januari 1916 bij het leger en werd uiteindelijk bevorderd tot sergeant. Een jaar na zijn dood ontving Georges broer John een gouden ring, een schaartje, een zakdoek en een vulpen die op het lichaam gevonden waren. Moeder Janett kreeg postuum zijn medailles. Calder werd geïdentificeerd als slachtoffer nummer 3. De andere drie mannen zijn niet geïdentificeerd en zijn vandaag onder grote belangstelling (her)begraven. Verwanten van de twee geïdentificeerde militairen waren ook aanwezig bij de plechtigheid. Ook Helen Clark, de premier van Nieuw-Zeeland, en Michael Jeffery, de gouverneur-generaal van Australië waren aanwezig.
Meer lezen over de eerste wereldoorlog doe je op Forumeerstewereldoorlog.nl Met dank aan yvonne voor de submit.
foto's © johan ryheul