poepcolumn

Een paar maanden geleden schreef ik een column over een meneer die zich enorm opwond als hij over poep sprak. Nou, ik heb het geweten. Nederland zit helemaal volgehoopt met poep-lovers.

De eerste weken dat het stukje online stond bleef het nog rustig. Daarna ging, om in het thema te blijven, de pijplijn open. Ik ontving een lange mail van iemand die zich inderdaad heerlijk had ontlast bij een kapsalon in een heel andere stad. Hij deed zijn beklag over mijn column omdat niet alle details klopten. Hij had niets gezegd over het toiletpapier.
Daarna gleden binnen no time de eerste reacties als diarree onder mijn blog en die verdikten tot een lange lijst smurrie. De een na de ander had letterlijk en figuurlijk wel eens een “schijtdag” meegemaakt. Tot in detail werden alle avonturen beschreven, inclusief de kleur van de kleding die op de dag der zelfbevlekking werd gedragen. Ik vond het wel frappant dat een aantal reacties precies dezelfde spelfout bevatte. Ook amusant was de woeste stijging van mijn bezoekersaantallen. Per week klom ik van zo’n honderd naar tweehonderdvijftig lezers. Dat klonk als stront aan de knikker. Ik begreep er niets van.

En zo belandde ik op het trieste dieptepunt dat ik mezelf googelde met de combinatie “karmanie + poep”. Dat was best wel shit. Dat je al anderhalf jaar ‘hoopt’ op succes als schrijver en dat je tenslotte jezelf googelt met deze woorden. Ik werd er niet vrolijk van.

Met een enkele zoekopdracht ontdekte ik dat er zelfs een woord is voor seksuele poepfantasieën: ontlastingfetish. Ook al ken ik het verhaal van iemand die dacht een windje te laten waarop down under een bruine vlek verscheen; dit was helemaal nieuw voor mij. Een hele subcultuur over de opwinding van kakken in een panty en de kick van het laten lopen van broekhoest, al dan niet met kleren aan. Het was voor mij, om het maar zo te zeggen, nogal een grote boodschap.

Internet leerde me dat mensen die zichzelf laven aan coprofilie, zoals de neiging om met bolussen te willen spelen officieel genoemd wordt, vaak een belangrijk persoon verloren hebben of bang zijn iemand te verliezen. Volgens Dr. Freud “gaat dit melancholische verlies gepaard met de wens om ontlasting te bewaren”. Ik zag al een rij gevulde weckpotten voor me. Het idee dat er kostbare tijd verkwist wordt aan studies over verlustiging aan uitwerpselen, maakte me strontmisselijk. En ik zat natuurlijk nog steeds met die honderdvijftig drekdreutels die zich met mijn blog voor hun neus in hun wc ontlastten.

Het P-woord. Een ezel trapt niet tweemaal in dezelfde drol zou je zeggen. Maar mijn blog gebruiken als verzamelplaats voor een ondergrondse laxeerclub kan natuurlijk niet. Daarom heb ik per vandaag een crapcutter geïnstalleerd. Dat is zeg maar een spamfilter voor drolgerelateerde rotzooi. Iedereen die nu nog onder de bewuste column post, krijgt direct een mailtje met een link naar de website van Boer Vlietema. Die zoekt namelijk nog mensen die zijn giertank komen schoonschrobben. Dat zal ze eens een poepie laten ruiken!