"Wat heb jij grote tieten!"
Ik ben nogal slecht met openingszinnen. De vrouw die op de barkruk naast mij zat, had mij dan ook al snel gevloerd met een rechtse ram tegen mijn kop.
Niet dat ik nog de oerbehoefte heb om een vrouw te versieren, hoor. Ik ben heel gelukkig getrouwd met Vrouwlief en dat wil ik dolgraag nog heel lang zo houden. Maar soms ben ik wel eens alleen en dan heb ik behoefte aan vrouwelijk gezelschap. Niet zelden zit ik in mijn uppie in een café of in een concertzaal en dan geef ik mijn ogen goed de kost. Nederland zit vol met mooie mensen. En als er dan eens een leuk vrouwspersoon tussen zit, dan wil ik daar heus wel even mee in gesprek. Het levert vaak voldoende stof op voor een goed verhaal.
Ondertussen lag ik hier op de cafévloer mooi voor pampus. "Misschien was het niet zo'n goede zin om mee te beginnen," dacht ik.
"Van mij mag iedereen op deze hele wereld doodvallen." Zo slecht als ik ben met openingszinnen naar mooie vrouwen toe, zo goed gaan ze me af als het om schrijven gaat. "Van mij mag iedereen op deze hele wereld doodvallen," is de openingszin van mijn succesvolle boek 'Alles kan kapot', dat nu al bijna een jaar lang bezig is met een ware zegetocht naar de boekenkasten van heel lezend Nederland. (Wat? Heb je 'm nog niet? PM mij! Dan lossen we het op!)
Het is wat met dat boek van mij. Dankzij dat meesterwerk ben ik nu al een paar keer met mijn kop in de plaatselijke krant terecht gekomen en ik kan de straten van Apeldoorn niet meer op zonder dat ik word herkend. Laatst in de supermarkt had ik het ook weer. Ik stond een pak tomatensap uit het schap te peuteren, toen er iemand achter mij vroeg: "Mag ik wat vragen? Bent u het?"
Toch maar eens een zonnebril kopen. Aan de andere kant: het idee dat ik tegenwoordig behoor tot de BA'ers (Bekende Apeldoorners), daar slaap ik wel lekker mee in.
Bij het schrijven van mijn openingszinnen ga ik zorgvuldig te werk. Een beginzin moet pakken, nietwaar? De lezer moet bij het tot zich nemen van de openingszin denken: "Interessant! Gauw verder lezen!"
Ook bij het voorlezen en plein public of bij het toespreken van een zaal is de openingszin van wezenlijk belang, wil men de aandacht van het publiek krijgen en behouden. Hoe vaak hoor ik een speech niet beginnen met: "Na al deze mooie toespraken wil ik óók nog graag even het woord tot het bruidspaar richten," "Mag ik heel even uw aandacht? Hallo? Hallo!" "Mijn spreekbeurt gaat over flatulentie onder gekko's," "Staat deze microfoon aan?" of "Ik ben blij dat de organisatie van dit symposium mij heeft uitgenodigd om voor u te spreken." De allerleukste hoorde ik ooit eens tijdens een congres: "Dames en heren, ik wil het graag kort houden." Waarop ik onmiddellijk opstond en als een bezetene begon te klappen.
Maar waar had ik het over? O ja, over openingszinnen. Wat kunnen we leren van de beginzinnen van de klassiekers?
"Jongens waren we, maar aardige jongens." (Nescio – 'Titaantjes') Alsof jongens in eerste instantie nooit aardig zijn.
"In een hol onder de grond woonde een hobbit." Om je te beschijten. Wat had die vogel geslikt?
"In den beginne schiep God de hemel en de aarde." Ja, waar had hij anders mee moeten beginnen? Met de Senseo?
"Dit is het verhaal van een banale liefde en haar verterende kracht." (Tom Lanoye – 'Kartonnen dozen') Dit riekt naar herenliefde. Vroeg of laat komt er poep aan te pas.
"Vertel muze, vertel van de wrok van Achilles." (Homerus – 'Ilias') Dit is wat ik noem: de clou van de mop al verraden voordat je eraan begonnen bent. Je weet nu al wat er in de komende honderden bladzijden gaat gebeuren.
"De portier is een invalide." (W.F. Hermans – 'Nooit meer slapen') Nou en? Gaan we discrimineren? Altijd de kwetsbaren uit de samenleving pakken, hè? Vuile VVD'er!
"Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte." (Gerard Reve – 'De Avonden') In december is het vroeg op de morgen áltijd donker, lul!
"Ik heb een nieuwe werkplek." Hmm, die is dan wel weer erg goed.
"Van mij mag iedereen op deze hele wereld doodvallen." Hoe meer ik hem teruglees, hoe meer ik vind dat hij bovenaan in de lijst met 'Beste openingszinnen ooit' hoort. Hij is niet alleen wonderschoon, maar ook nog eens een stiekeme verwijzing naar mijn held, de Vlaamse auteur Herman Brusselmans. Hij maakte ooit eens een serie columns voor VPRO-radio onder de titel 'Val dood!'. Brusselmans is net als ik een meester in openingszinnen. Eén van de allerbeste is die van zijn roman 'De droogte'. Hij luidt als volgt: "Omdat mijn vrouw de grootste hoer en smerigste teef van heel België was, heb ik een nogal lastige scheiding achter de rug." Toen ik die zin voor het eerst las, moest ik even het boek opzij leggen, zózeer had ik buikpijn van het lachen. Je zou TheGrandWazoo die zin eens hardop moeten horen voorlezen in een drukke winkelstraat in Maastricht!
Maar wat wilde ik ook weer zeggen? O ja, Herman Brusselmans grossiert in grandioze openingszinnen. Een andere topper is de beginzin van zijn meest recente roman 'Mijn haar is lang': Die is namelijk: "Dat kun je wel zeggen." Ook erg goed zijn: "Ik had jeuk aan mijn penis." ('Het spook van Toetegaai'), "De hele kloterij was dat ik nooit echt wist wat te doen als ik 's morgens van die stinkende rottrein was gestapt. "('Prachtige ogen'), "Ik heb alweer niets te melden en dat zal ik doen in een pagina of zeshonderd à zeshonderdvijftig, we zullen zien." ('De kus in de nacht') en "Misschien moet ik deze eerste zin maar schrappen." ('Vergeef mij de liefde'). Maar toch haalt niets het bij: "Van mij mag iedereen op deze hele wereld doodvallen." Mooi, hè?
Ik krabbelde overeind. Hoe lang had ik hier gelegen? Ik keek om mij heen. Iedereen was verder gegaan met waar hij of zij daarvoor ook al mee bezig was. De vrouw die mij een hengst voor mijn kanis had verkocht, was in geen velden of wegen meer te zien. Op de barkruk aan mijn andere kant zat een ongelofelijk lekkere blonde stoot met een decolleté waar ik mijn tong wel eens doorheen zou willen halen.
"Nieuwe ronde, nieuwe kansen," dacht ik. "Misschien was dat vorige mens wel gewoon lesbisch en feministisch en was ze simpelweg bang van mannen. Misschien moet ik dezelfde openingszin gewoon nog eens proberen. De aanhouder wint tenslotte, nietwaar?" Ik ging weer op mijn kruk zitten, draaide me naar de prachtvrouw toe en tikte haar op de schouder.
Ze keek verstoord naar me om. Ik haalde adem. Daar ging-ie.
Au.
Apeldoorn, augustus 2009