Nachtritten: sexy lading 12

Hier lees je deel 11
'Vijf jaar geleden had je verkering….’ Giovanni onderbrak hem.
‘Met Leonie.’ Hij keek triomfantelijk, alsof hij trots was op zijn geheugen. Max schudde zijn hoofd en keek hem droevig en tegelijkertijd boos aan. Twee nieuwe soldaten van Giovanni kwamen de kamer binnen en liepen elk naar een hoek van de kamer.
‘Leonie? Sukkel. Annabel van Schie, mijn vrouw’.
‘Aha! Het jaloerse mannetje komt zijn gram halen! Welkom jaloers mannetje.’ Giovanni zwaaide met zijn glanzende Baretta voor Max zijn gezicht.
‘Jaloers? Waarom jaloers? Het is gewoon de puurste haat die je je kunt voorstellen, eikel. Ik kreeg haar in stukken gesneden terug.’ Giovanni’s soldaten grepen Max vast omdat hij Giovanni leek te willen aanvallen.
‘Eens zullen Vicky en ik van deze berg af lopen of rijden. Misschien in een kist of gewoon bij het grof vuil. Maar verzeker je ervan dat als ik niet voor een bepaalde datum terug ben, jij hier al je soldaten en al je kogels hard nodig zult hebben’.
‘Dreigen, dreigen en nog eens dreigen’. Giovanni liep naar de andere kant van de kamer, naar Vicky toe. Er worden zoveel dreigementen tegen mij geuit, al meer dan dertig jaar. Nog nooit is er een geslaagd. Nog nooit.’ Hij pakte Vicky bij haar keel en kneep zachtjes. Hij keek schuin achterom naar de reactie van Max. Vicky gorgelde zacht, zijn greep werd steeds steviger. Ze pakte zijn pols, maar hij had haar hals vast als een bankschroef.
Hij likte haar over haar kin, stak zijn Baretta weer in zijn holster zodat hij twee handen vrij had. Hij leek haar te willen wurgen. Op dat moment was een luide knal te horen, daarna glasgerinkel en een doffe klap in de muur.
‘We worden beschoten!’ schreeuwde een van Giovanni’s soldaten.
Giovanni liet zich instinctief op de grond vallen. Zijn soldaten en Max vielen tegelijkertijd. Vicky bleef staan en hoestte hard.
‘Trut, ga liggen!’ schreeuwde Giovanni. ‘Ga liggen, Vick!’ riep Max nu ook. Maar Vicky liep naar het raam. Giovanni stond op. Een kogel raakte hem bijna en sloeg achter hem in de muur.
‘Hij heeft het op mij voorzien’, siste Giovanni. Vicky stond nu voor het raam, de schutter had alle tijd haar nu te vermoorden. Giovanni had de gewoonte om in iedere vensterbank een kleine verrekijker te leggen. Vicky pakte de verrekijker in de vensterbank waar ze voor stond en zocht in het dal naar de schutter. Plotseling hield ze haar hoofd doodstil. Ze zag een man in een spierwit pak een paar honderd meter verder in de bosjes staan met een lang wapen waarvan de kolf nog tegen zijn schouder gedrukt was. Hij keek door een groot vizier en leek naar Vicky te kijken. Giovanni probeerde ook te kijken, hij kroop langzaam overeind. Weer sloeg er een kogel door het glas. Dit keer raakte de kogel een van zijn soldaten die direct neerviel. Giovanni liet zich weer op de grond vallen.

‘Sjaak, Sjaak, ben jij het?’ mompelde Vicky zacht, te zacht voor de anderen in de kamer. Ze bewoog haar lippen overdreven en hoopte dat de man zou kunnen liplezen. Door de telescoop op zijn geweer zag hij Vicky duidelijk. Het hoofd van de man knikte ‘ja’. Een golf van blijdschap vulde haar aderen. Haar hart sloeg over. Een kort moment wist zij weer hoe liefde voelde, hoe haar liefde voelde voor hem, voor Sjaak. Hij was het, geen twijfel mogelijk. Ze zag hem weglopen, wegrijden in een oude Mercedes. Toen Giovanni de verrekijker ruw van Vicky afpakte, keek hij direct naar buiten. Hij zag niets meer.
‘Wie was het?’ vroeg Giovanni eerst beheerst. Ze begreep voor het eerst dat confronterende antwoorden haar alleen lichamelijke schade zouden aanbrengen. Ze wilde dit niet meer, ze wilde Sjaak, ze wist nu dat hij leefde. Het flitste door haar hoofd te ontsnappen. Ze keek naar Max, die haar aankeek. Hij zag direct in haar ogen dat ze iemand gezien had die ze wilde zien.
‘Giovanni, ik kon hem echt niet zien’, zei ze bijna smekend, maar vooral nederig. Ze maakte zich klein, snikte alsof het haar iets deed, al die kogelinslagen. Giovanni kon haar gebaar waarderen, pakte haar hoofd en legde het in zijn nek. Hij troostte haar.
‘Ik zal je nooit meer slaan, nooit meer. Ik zag de angst in je ogen, voor mij. Ik wil dit niet. Ik houd oprecht van je. Het rode kamertje gaat ook niet door. Ik wil je niet meer breken. Maar ik kan je niet laten gaan.’ Vicky’s hart gloeide, ze kon geen woord uitbrengen. Ondanks het feit dat ze met haar hoofd in de nek van dit monster lag, kon zij zich alleen gelukkig voelen, zo intens gelukkig. Ze huilde zacht. Giovanni leek zich te willen vermannen. Maar zij voelde hoe hij zijn tranen wegslikte. Ze voelde van alles tegelijk. Haat, liefde, vertwijfeling.
‘Ik weet echt niet wie het was. Het leek een man met een spierwit pak. Hij leek iets tegen zijn schouder gedrukt te houden maar ik kon het gewoon niet zien.’
‘Waar? Wijs mij de plek aan.’ Ze wees hem de plek aan. Giovanni sommeerde zijn enig overgebleven soldaat naar de plek. Hij keek door de verrekijker en wist genoeg. Hij kon het hoofd van zijn soldaat duidelijk zien.
‘Zie je hem?’ vroeg Vicky. Hij keek haar indringend aan.
‘Nee, ik kan zijn gezicht niet goed zien.’ Vicky betwijfelde of hij loog. Giovanni hielp zijn gewonde soldaat overeind. Hij sommeerde de overgebleven soldaat hem naar ‘de dokter’ te brengen. Vicky wist inmiddels welke dokter dit was. Er kwamen weer twee nieuwe soldaten binnen. En Vicky begon zich echt af te vragen hoe groot zijn leger nu  eigenlijk was.