Afrekening - Gegijzeld in een kerk (3)

Jean-Paul (Days-Of-Wild)

Deel 1
Deel 2

Franks mannen hielden hun wapens in de aanslag. "Meekomen", zei Frank tegen pastoor Damen. Samen liepen ze door het gangpad naar de deur. De meeste mensen durfden niet naar hem op te kijken, maar sommigen staarden hem brutaal en uitdagend aan. Frank gunde niemand een blik waardig. Voor hem waren ze lucht. Hun leven was minder waard dan dat van een hond op een Chinese markt. Weer werd er op de deur gebonkt. "Open doen! Politie!" werd er geroepen. Frank gaf een keiharde trap tegen de deur die trilde in zijn hengsels. "Oprotten! Wegwezen!"
"Rustig, rustig", klonk een geschrokken stem van achter de deur. "Rustig. Geen gekke dingen doen."

"Wij doen geen gekke dingen en als jullie oprotten al helemaal niet."
"Rustig, kalm blijven. Wat is er aan de hand? Mogen wij binnenkomen?"
"Nee absoluut niet. Jullie mogen oprotten, dat zeg ik net."
"Wat is er aan de hand dan?"
"Luister. Ik hou niet van herhalingen, dus knoop dit goed in je oren. Ik waarschuw maar één keer. De mensen hier in de kerk zijn gegijzeld. Onder geen beding doen jullie een poging om binnen te komen, want we maken ze allemaal af. Dat beloof ik je."
"Maar wat..."
"Bek houden, ik praat!", schreeuwde Frank. "Wat jullie ook niet doen is met ons praten. Er is inmiddels al contact met de overheid opgenomen en wordt er onderhandeld over onze voorwaarden. Of beter gezegd, er wordt uitgelegd wat onze eisen zijn en hoe jullie daaraan moeten voldoen. En nu ga je weg of er gaan doden vallen."

"Luister we moeten blij..."
Frank richtte zijn wapen op de deur en schoot. Splinters hout vlogen hem en de pastoor die naast hem stond om de oren. Een grote splinter maakte een flinke kras op zijn wang, maar hij leek het niet te voelen. Van buiten klonken kreten en geluiden van mensen die gehaast wegliepen.
"Mijn deur", zei pastoor Damen onwillekeurig.
Een glimlach krulde om Frank zijn lippen. "Valt wel mee", zei hij. "Stevig deurtje. De kogel is er niet eens door gegaan. Kom." Hij draaide zich om.
"Je wang", zei de pastoor.
Frank voelde aan zijn wang en keek naar zijn vingers waar bloed aan zat. Onverschillig haalde hij zijn schouders op. "Kom."

Samen met de pastoor liep hij weer terug door het gangpad. Iedereen zat ineengedoken, vooral de kinderen klemden zich aan hun ouders vast. Halverwege het gangpad keek een jongeman om naar Frank. Deze gaf hem een keiharde slag tegen zijn hoofd. "Voor je kijken!", zei hij zonder opzij te kijken. Samen met de pastoor ging hij weer bij het altaar staan en keek naar de mensen in de kerk en speciaal naar zijn mannen. Die stonden alert, maar rustig de boel in de gaten te houden. Hij had ze goed uitgekozen.

Ook pastoor Damen keek de kerk in en zag zijn doodsbange parochie in de banken zitten. Er kriebelde iets aan zijn nek en hij krabde. Zijn vingers voelden een snoertje. Hij dacht even na. "Ehhh... Mag ik..." Frank keek hem aan. "Hoe heet je eigenlijk? Ik ben pastoor Damen. Jan Damen."
"Weet ik", zei Frank. "Ik ben hier al vaker geweest. Mijn naam is Frank."
"Frank, mag ik de mensen wat geruststellen? Iedereen is vreselijk ongerust. Mag ik even de kerk in en de mensen toespreken en even een hart onder de riem steken? Een hand op een schouder en een vriendelijk woord doet wonderen."
Frank keek de pastoor onderzoekend aan. Waar zat het verraad?
"Ik wil je alleen maar helpen. Crowd-control, weet je nog?"
Frank twijfelde. Ach, het kon geen kwaad. "Toe maar. Maar geen gekke dingen doen."

Pastoor Damen liep van het altaar de kerk in. Franks mannen hielden onmiddellijk hun wapens steviger vast, maar Frank maakte een teken dat het goed was en ze ontspanden weer. Pastoor Damen liep alle rijen langs. Hier en daar gaf hij een hand, sprak een paar woorden, stelde de mensen gerust. Hij voelde zich volkomen rustig. Bij de kinderen gaf hij wat aaien over de bol, een kriebel onder de kin en af en toe een knipoog. Bij de jongeman die zojuist een dreun voor zijn hoofd van Frank had gekregen, vroeg hij hoe het ging. Het deed nog steeds pijn. Toen hij vooraan gekomen was waar de misdienaren zaten, hield hij van allemaal even beide handen vast, trok ze wat naar zich toe en fluisterde ze een bemoedigend woord toe. Zo ook bij de koster, alleen fluisterde hij "ziekenomroep astma-aanval" in zijn oor. Daarbij voelde hij even aan zijn kraag. De koster knikte lichtjes en pastoor Damen gaf hem een klopje op de schouder. Daarna vervolgde hij zijn ronde door de kerk.

"Zo, jij hebt je zendingswerk weer gedaan?", zei Frank spottend toen de pastoor weer naast hem stond.
"Deze mensen behoeven geen zendingswerk, ze hebben steun nodig. En die geef ik ze graag op dit soort momenten. Iedereen heeft wel eens steun nodig. Zeker in moeilijke tijden." Terwijl hij dit zei, schikte hij zijn kleding wat, maar dat lukte niet helemaal, vooral bij zijn heup scheen het niet lekker te zitten. Hij keek met een schuin oog naar de koster die inmiddels zwaar zat te ademen.
"Als je ze maar rustig houdt. Lukt het met je kleren?"
"Ja hoor", zei de pastoor en hij friemelde nog wat aan zijn kraag. "Als jullie ook maar rustig blijven. Aan meer slachtoffers heb ik geen behoefte."
"Wij ook niet, maar ik heb er geen moeite mee om ze te maken."
"Doe alsjeblieft je uiterste best om ervoor te zorgen dat er niet nog meer..."
"Dat heb ik niet in de hand. Ik heb onze eisen en voorwaarden gesteld en daarbij aangegeven wat de sancties zijn. Zoals je gemerkt hebt, nemen wij die eisen serieus en dus ook de sancties. Als iedereen zich daarvan bewust is, gebeurt er niets. Wat is er met hem aan de hand?" De pastoor keek naar de koster die nu voorovergebogen zat en piepend ademhaalde.

"Hij heeft astma", zei de pastoor bezorgd. "Kennelijk heeft hij nu een aanval. Het zal de spanning wel zijn."
De koster begon vervaarlijk te hoesten, waarna hij nog moeilijker adem haalde.
"Heeft hij geen medicijnen?"
"Geen idee." De pastoor liep naar hem toe. "Jaap, gaat het?" Jaap knikte moeizaam. "Heb je medicijnen bij je?"
Jaap schudde zijn hoofd. "Ik... heb... normaal... nauwelijks... nog... last."
De pastoor liep weer terug naar Frank. "Hij heeft geen medicijnen bij zich. Kun je hem niet laten gaan?"
"Ik kan hem uit zijn lijden verlossen", zei Frank en tikte op zijn pistool.
"Slecht idee. Toe, laat je menselijkheid zien en laat hem gaan. Eén man meer of minder maakt ook niets uit en het heeft geen zin hem zo te martelen. Toe, laat hem gaan."
Frank dacht even na en tikte toen wat in op zijn telefoon. Tien minuten later kwam er bericht terug.
"Kom", zei hij tegen de pastoor. "Help hem", hij wees op de koster.
Bij de deur aangekomen, wachtten ze even tot er geklopt werd. Frank deed de deur een klein beetje open en keek in het gezicht van een politieagent. Hij stapte iets opzij en gebaarde aan de pastoor dat hij naar voren moest komen met de koster. Moeizaam wurmde de koster zich door de kleine opening in de deur die Frank openliet. De agent ondersteunde de koster. Voor Frank de deur dicht kon doen zei hij: "Kun je niet meer..."
Voor hij zijn zin af kon maken, stond de loop van Franks pistool tegen zijn hoofd. "Bek houden had ik gezegd."