Religieuze arrogantie

Xessive

Eergisteren banjerde ik nietsvermoedend door het centrum van mijn dorp, toen een wat slonzig ogende man mij een pamfletje in mijn hand probeerde te duwen. Nu weiger ik tegenwoordig steevast alle pamfletjes die ze mij aanbieden, omdat ik er in mijn hele leven nog nooit een heb gekregen waar iets nuttigs in stond, dus schudde ik vriendelijk nee en wilde vrolijk verder stappen richting de supermarkt, waar ik de inkopen zou gaan doen voor een overheerlijk paasontbijt.

‘Wilt u geen beter leven?’
‘Pardon?’ viel er uit mijn mond en ik draaide mij naar de slonzige man die het pamfletje naar mij uitstak, alsof ik een drenkeling was en het vodje de reddingsboei, die mij weer op het droge zou helpen.
‘Wilt u geen beter leven?’ herhaalde de man.

Ik wierp een blik op mijn horloge, zag dat ik nog wel wat minuten over had, nam het papiertje aan en scande er even vluchtig overheen: laat God toe in uw leven…blahdieblahdieblah…liefde voor de medemens….wauwel wauwel wauwel…Jezus redt…gaapgeeuwgaap.

Ik hield het pamflet omhoog, ‘dus dit zal mijn leven beter maken?’
De man knikte en duwde ondertussen een voorbijganger het pamflet in zijn handen, die het bekeek en het in de eerste vuilnisbak deponeerde die hij tegenkwam.
‘Dan zullen deze folders vanochtend wel via Goddelijke weg op uw stoep zijn verschenen.’
‘Nou nee,’ sprak de man, ‘ik heb ze laten drukken bij Multicopy.’
‘Maar dan toch zeker wel op aanraden van God? Een visioen gehad? Een persoonlijke boodschap?’
‘Oh nee. Ik heb de tekst zelf geschreven.’
Ik merkte dat de man mij nu met enig wantrouwen bekeek.
‘Oh? Maar ik ga er toch vanuit dat als u hier pamfletjes staat uit te delen namens God, en mensen, tevens namens God, een beter leven belooft, Hij er op zijn minst opdracht toe heeft gegeven. Anders zie ik niet zo in, hoe u die belofte namens Hem kan doen.’
‘Nou. In de bijbel…’
‘Staat dit in de bijbel?’ onderbrak ik hem, ‘dat u met een pamfletje op de hoek van de straat kunt gaan staan en mensen namens God een beter leven kunt bieden?’
‘Niet met zoveel woorden.’
‘Nee, dat dacht ik ook niet. Voor zover ik mij kan herinneren van bijbelles, waren er slechts een paar die een boodschap namens God mochten verkondigden. Mozes bijvoorbeeld, maar die had de brandende struik waaruit de stem van God klonk en u geeft net toe dat God u niet persoonlijk benaderd heeft. Dat klopt toch?’
‘Ja maar, …’
‘Wellicht kunt u mij dan vertellen waar u de arrogantie vandaan haalt om te denken dat u voor dit zelfgeschreven vodje de steun van God heeft. Of staat u hier eigenlijk toch voornamelijk ter meerdere eer en glorie van uzelf, met de misvatting dat u nuttig werk doet uit naam van de almachtige? Buiten dat, als God zo almachtig is, denkt u dan dat hij u nodig heeft om zijn werk te doen, of zou hij daartoe zelf prima in staat zijn? En als hij niets doet, zou hij daar dan een reden voor hebben, die hij niet met ons deelt? Dan staat u hier misschien wel zijn hele plan in de war te schoppen met dit papiertje. Zou dat wat zijn! Komt u over een jaar of wat bij Petrus, kunt u zich meteen melden bij de onderbuurman, vanwege ernstige verstoring van het Goddelijk Plan.’
Ik stopte het pamflet terug in zijn hand, ‘weet u. Mijn leven is uitstekend en als er al een God is die zich bekommert om ieder individu, dan zorgt hij prima voor me. Goedemiddag.’
 
Toen ik de supermarkt uitkwam was de man weg. Enigszins tevreden met mezelf wandelde ik terug naar mijn auto, alleen om erachter te komen dat hij gewoon op een andere plek was gaan staan. Arrogantie en zelfoverschatting: het probleem van iedere religieuze fanatiekeling. Als het aan mij lag, zouden de eerste regels in ieder heilig boek zijn: gij zult niet uit naam van God doen óf spreken, als er iets niet gaat zoals Hij wil, lost Hij het zelf wel op. Daarvoor is Hij de almachtige God en bent u dat niet.
 
Maar dat zal wel te simpel gedacht zijn.