COMA Deel VVVVIV

Lody (Mister_Monkeyman)

Eindelijk ben ik weer thuis, na al dat gedoe van de laatste dagen. Ik zie de man nog voor me, smekend voor zijn leven. Ik ruik de geur nog van het brandende vlees. Wat zou hij toch bedoelen met “het is een spel”? Dacht hij soms dat hij in een computerspel was beland?

Ach, laat ik maar eens goed slapen, hopelijk word ik ook niet wakker. Ik heb het gevoel dat ik de enige ben die nog normaal is. Was eigenlijk, ik ben nog nooit zo boos geworden. Mijn god… Ik heb een man vermoord en levend verbrand… Ik ben moe, slaperig. Ik voel me alleen, normaal ben ik het wel gewend, maar pas als je de stemmen van andere mensen niet meer hoort, pas als de drukte er niet meer is. Dan pas weet je wanneer je alleen bent.

Ach, laat ik maar nu eerst naar binnen gaan.

 


Huh? Wat is dit nu weer? Ik kan me niet herinneren dat ik de deur op slot heb gedaan? Heeft iemand anders soms bij mij ingebroken? Nee, dat kan niet… Die man in het begin, die ik ontmoette bij de overburen. Zou hij het misschien hebben gedaan? Nee, die zou denk ik eerder gewoon in zijn eigen huis zijn gebleven, eeuh, dat van Frits dan. Laat ik anders eens naar de buren gaan, kijken wat er nu eigenlijk terecht is gekomen met Frits en Sofia, eigenlijk besef ik nu pas dat het niet slim was om hun achter te laten met die vreemde man. Hij leek betrouwbaar…

Ik loop naar de buren en probeer de deur te openen. Helaas is de deur ook dicht. Dan maar drastische maatregelen, ik pak mijn pistool en schiet het slot eraf. De deur gaat open, en ik loop naar binnen en ik zie…

Ik ben in mijn eigen kamer? Wat is er aan de hand? Ik ben nu toch bij het huis van de buren? Laat ik anders maar naar buiten lopen en controleren of ik niet gewoon in mijn eigen huis ben.

Huisnummer klopt in ieder geval, en die van de overburen?  Wat?! Ben ik nu inderdaad gek geworden? Hetzelfde huisnummer als die van mij? En al de andere huizen? Het rechterhuis: hetzelfde nummer! Het linkerhuis: hetzelfde nummer! Ik bel mijn thuistelefoon, dan ben ik er zo achter.

Het geluid… Uit elk huis komt het! Ik zie nu pas dat de huizen allemaal hetzelfde kapotte slot hebben, dezelfde ramen, alles is hetzelfde! En op de huizen staat allemaal met zwarte verf groot COMA geschreven. Links en rechts, eindeloze rijen huizen. Ik ben inderdaad gek geworden… Het kan niet anders. Er zit maar één ding op om deze waanzin te eindigen.

Wacht, daar in de verte… Wie komt daar aangelopen? Het is… Het is…

Haar.

“Waarom heb je me niet gebeld? Ik heb je toch mijn nummer gegeven?”

Het is haar, de dame van het reisbureau, ik was haar helemaal vergeten, maar nu ik haar voor me zie vraag ik me af waarom. Ik voel me meteen een stuk minder alleen.

“Je vraagt je natuurlijk af wat er aan de hand is? Waarom alles hetzelfde is? Ik zal het je vertellen waarom. Alles zal altijd hetzelfde blijven. Het maakt niet uit in welke tijd of plek je zit, de mensheid zal zich altijd herhalen, altijd dezelfde fouten maken. Er is geen vernieuwing, slechts herhaling. We zitten als vast in een oneindige herhaling. Tijd is geen groeiende lijn, maar een draaiende cirkel die altijd op een gegeven moment op een punt beland. ’44 was niet te voorkomen, we dachten dat we het konden, we dachten dat we op een lijn waren. We kunnen het draaien niet stoppen. We blijven dezelfde fouten maken, het enige wat veranderd zijn de personen die de fouten maken. De mensheid leert niets.”

Waar heeft ze het allemaal over? Eén ding is zeker, zij is onderdeel van de illusie, ik kan haar niet vertrouwen. Ik pak mijn pistool en richt op haar.

“Je wilt me geen pijn doen, kom mee in de slaap, de coma. De mensheid zal toch nooit leren, slaap met me. Slaap met me…”

Ze komt steeds meer dichterbij, het pistool trilt in mijn handen. Ik moet huilen, zij was de enige waar ik nog om gaf, ik ben verliefd op haar en toch moet ik het doen.

Ik hou van je.

Ik schiet.

En dan...

“Hahhahaha, I’m sorry but your Princess is in another castle”. Dit kan niet waar zijn!? Het is dezelfde man die ik had doodgeschoten. Ik kan het zien aan het gat in zijn voorhoofd en aan zijn verkoolde lichaam, hij zit in een vliegtuigstoel. De geur dringt mijn neus binnen, zijn lichaam oogt misselijkmakend. Stukjes huid vallen van hem af. “Kom nou… Dacht je serieus dat dit allemaal echt is? Geloof je echt dat al de mensen die je de afgelopen dagen hebt ontmoet echt zijn? Dit is een spel. Niets meer, niets minder. Maar het klote aan dit spel is het feit dat het geen doel heeft. Het is een spel omdat het een spel is. We zijn pionnen, we lopen over het bordspel, we zitten soms in de put, we pakken onze kanskaarten, we betalen onze belasting, we veroveren de wereld. We zijn pionnen van een spel, maar we weten niet welk spel. We weten niet wat ons doel is, maar is dat nou net niet het doel van het spel? Dat we moeten achterhalen wat ons doel is? Wat onze functie als pion nu eigenlijk is? Waarom we hier zijn beland? Het is een spel, en ik ben het zat om een pion te zijn.”

De man staat op en loopt naar mij, pakt mijn pistool vast en haalt de trekker over.

Een wolk van as.

En dan...

“Heej! Zo te zien is alles toch nog goed gekomen he?” Het is Lucas, god, mijn enige echte vriend. Ik loop naar hem toe en omarm hem, wat ben ik blij om hem te zien. “Hahahha, ik moet toegeven dat ik je ook heb gemist. Je bent een echte vriend voor mij, weet je dat. Ik voelde me vroeger altijd alleen, maar sinds ik jou heb ontmoet… Laat ik het zo zeggen, je bent het broertje dat ik nooit heb gehad.” Lucas omarmt met nog een keer, ik moet huilen van blijdschap. Wat hebben hij en ik toch veel meegemaakt. Hij is de broer die ik nooit heb gehad toen ik vroeger klein was. Ik laat hem los en kijk hem aan.

LUCAS!

Roza en Rosetta hebben beiden een pistool op hem gericht.

Twee knallen, Lucas glijdt langzaam uit mijn armen naar de grond.

En dan...

 

Ik voel een hand op mijn schouder, en ik draai me meteen op. Wie zou het kunnen zijn?

“Zo, zo. Een bekend gezicht, voor mij dan in ieder geval. Het verbaasde me dat je zo snel weg was, ik hoorde later pas van anderen wat er nu eigenlijk precies aan de hand was.”

Wie is deze man? Hij oogt oud, minstens 20 jaar ouder dan ik. “Het is toch wel raar om je in het echt te zien. Of eigenlijk, om mezelf in het echt te zien. Je lijkt op mij toen ik 20 jaar jonger was, maar dat is ook niet toevallig gezien de omstandigheden…

Je bent mij ook.”

Wat?!

“Heb je jezelf nooit af gevragen waarom je geen naam hebt? Elke keer als iemand jou aansprak, dan zeiden ze nooit je naam. Nooit. Is dat niet raar? Dat terwijl je wel de namen van de rest wel kent? Tenminste, de meesten dan.” Een glimlach verschijnt op het oude gezicht van de man. Hij lijkt inderdaad veel op mij, eigenlijk meer op mijn vader. “Je hebt geen naam, je hebt geen verleden. Je hebt helemaal niets. Je denkt dat je het hebt, maar denken is anders dan actie. Dit is overigens wel een zeer interessante situatie als ik het mag zeggen, het filosofische vraagstuk van de oudheid.

Wat is echt, ben je echt?

Het doet me denken aan het verhaal van een filosoof die ontdekt dat hij een droombeeld is.

Zit je inderdaad vast in een draaiende cirkel? Zit je nu inderdaad in een spel zonder doel? Of is het toch echt? Zolang je emoties kan voelen maakt het toch niet uit wat echt is of niet? Zolang je van iemand kan houden, zolang je iemand kan vrezen, haten, mee kan lachen, dan maakt het toch niet uit? Ik dacht er vroeger ook altijd aan, aan de filosofische vraagstukken. Het maakte me gek. En nu ben jij dat ook. Jij, mij. Ik zou er alles voor overhebben om weer zo oud te zijn als jou. Ik zou het wel weten, niet peinzen over filosofische vraagstukken. Niet verzonken raken in mijn eigen gedachten, iets dat je vaak overkwam. Nee… Ik zou actie ondernemen. Maar dat besef komt meestal als je te oud bent… Ik moet er helaas een einde aan maken. Voor ons beiden. Het heeft te lang geduurd. Ow, en COMA? Het betekent gewoon coma, meer niks, je moet niet achter alles iets zoeken. Ik kan alleen maar trots zijn op het feit dat je het zo lang hebt volgehouden zonder mij.

Daarom zal ik je belonen met de enige manier om te ontdekken wie nu echt is, en wie niet. Ben je er klaar voor?”

De man pakt opeens mijn hoofd beet en haalt de trekker over.

Een knal.

En dan.

Niks.