COMA Deel V

Lody (Mister_Monkeyman)
Deel I, Deel II, Deel III.
Deel IV

Als ik wakker wordt voel ik me weer helemaal fit, ik heb in geen tijden zo goed geslapen. Ik ga rechtovereind zitten en merk op dat ik niet in mijn eigen huis ben, en zo te zien slapen Sofia en Frits nog steeds. Ik voel me net een huisvader, al ben ik daar het type niet voor, ik ben meer op mijn gemak in mijn eentje. Ik besluit om zelf op onderzoek te gaan, doe de deur op slot en loop in de richting van het centrum. Het is nog steeds doodstil en de lampen en de reclameborden zijn uit. De stroomvoorziening is nog steeds niet gerepareerd, en zo te zien zal dat ook niet spoedig gebeuren.

Als ik een stukje heb gelopen zie ik iets vreemds, midden op de weg. Twee auto’s zijn op elkaar in geramd. De bestuurders slapen rustig achter het stuur, op de leeggelopen airbag. De auto’s branden echter al een tijdje. Een dikke, zwarte wolk heeft zich boven de gesmolten motorkappen gevormd. Ik haal snel de bestuurders eruit voordat ze stikken of voordat ze levend verbranden en leg ze bij iemand voor de deur, bij gebrek aan beter. Hoe dichter ik bij het centrum kom, des te groter de chaos. Ik schrik van wat ik allemaal zie. Een aerojet heeft een flatgebouw doorboord en het gebouw staat in lichterlaaie. Mensen bungelen vanuit de ramen, stukjes schroot, misschien wel stukjes mensen, vallen naar beneden.

“Het is al zo sinds gisteren.” Ik schrik op en draai me om. Achter me staan twee mannen. De ene kijkt mij aan, en de andere staart naar de aerojet, alsof hij het niet kan begrijpen. “De ravage is enorm, ik heb gelukkig net op tijd kunnen ontsnappen uit dat gebouw met mijn vriend hier.” De man wijst naar de man die nog steeds naar het vliegtuig kijkt. “Ik ben Lucas, hij is Steven.” Ik groet ze beiden en vraag of zij er misschien meer vanaf weten wat er nu precies is gebeurt. Lucas fluistert zachtjes dat ik dan even met hem mee moet komen, Steven kijkt nog steeds naar het vliegtuig. Hij is duidelijk onder de indruk van het schouwspel. Ramptoerisme ten voeten uit. “Steven… Jij ziet hem ook?” Ja, antwoord ik zachtjes. Ik zie hem ook. Lucas kijkt ernstiger. “Zie je… Steven… Steven is niet echt. Hij is… nep. Verzonnen zeg maar.” Ik lach zachtjes, probeert hij me soms voor de gek te houden? “Nee, onthoud. Hij is nep. Ik ben echt. Geloof me.” Steven draait zich om en kijkt naar mij. “Zit Lucas nu alweer dat onzin verhaal te vertellen? Ik ben echt, jij bent echt. Hij is ook echt. Er is niets aan de hand.”

Lucas kijkt me nog een keer ernstig aan: “onthoud… Ik ben echt.” Een luidde knal. We kijken alledrie geschrokken in de richting waar het vandaan kwam. “Het kwam van die kant, kom, laten we gaan kijken!” Steven rent meteen richting de plek waar het geluid vandaan kwam. Lucas kijkt me aan. “Je kunt hem beter volgen, hij is diegene die me ook net op tijd had gered uit het gebouw. Hij weet zich wel te redden.“Kom snel! LUCAS! KOM SNEL! Shit man!” Lucas en ik renden snel naar Steven. Een man met een pistool. Een andere man ligt op de grond. Hij bloedt uit zijn oren. Een plas bloed heeft zich al om het lichaam gevormd. De man heeft zijn pistool al op Steven gericht. “KOM NIET DICHTERBIJ! IK SCHIET JE NEER ZOALS IK HEM NEER HEB GESCHOTEN! JE BENT ÉÉN VAN HEN!” Één van hen? Waar heeft hij het over? Lucas loopt rustig naar voren; “Leg het pistool rustig neer, we zien hem ook, ik heb er ook één.” “LUCAS! Pas op! En wat bedoel je met één van hen? We zijn allemaal echt!” De man met het pistool kijkt alleen maar dwazer. Het pistool trilt, de man trilt. Dan gebeurt het. Nog een harde knal. Ik schrik, sluit mijn ogen en duik ineen.

“SHIT! ZAG JE DAT LUCAS! FUCK!” “Ik zag het Steven. Ik zag het…” Ik doe mijn ogen open. De man met het pistool is alleen nog maar herkenbaar door de arm dat het pistool nog verkrampt vasthoudt. Een plas van bloed vormt zich rond de stoel.

Een passagiersstoel van het vliegtuig was op hem gevallen. In de stoel zat nog een persoon, halfverbrand, zijn huid is een verzameling schilfers. De geur, de walm. Het stinkt nogal. “Hij slaapt, net als de rest…”; merkt Lucas droogjes op. “Hij slaapt? Hij is levend verbrand en toch heeft hij niet geleden… Net alsof hij in een comatose verkeert.” Coma, je slaapt en je merkt niets van de buitenwereld, en toch ben je er. Raar, je leeft dan een dood leven: je bent er wel, maar je kan niets doen. We besluiten om naar het winkelcentrum te gaan. Daar gaan we eten en overnachten. Morgen zullen we zoeken naar anderen zoals wij. We kunnen niet de enigen zijn...