Kerstmis

Hadewych (Twinky)
De sneeuwvlokjes plakken haar vieze haartjes tegen haar gezicht. De tranen trekken strepen op haar zwarte wangen en ploffen dan zinloos op de grond. Ze probeert haar handjes in de gerafelde mouwen van het kledingstuk dat om haar heen zwiebert te stoppen, maar het lukt niet. Ze struikelt een beetje over een losliggende stoeptegel maar kan zich nog overeind houden. Haar lippen zijn blauw en ze bibbert als ze de enige persoon die langsloopt aanspreekt. De man trekt zijn hoed nog wat dieper over zijn ogen en negeert haar compleet. Niemand ziet hoeveel verdriet ze heeft, en hoe ontzettend alleen het is binnen in haar. Niemand ziet hoe koud ze het heeft en wat een honger er in haar buikje gromt.

Even staat ze stil. Ze denkt aan vorige week, toen mama er nog was om haar warm te houden. Toen mama er nog was om eten te vinden, kleren soms of kranten om eronder te stoppen. Maar mama is er niet meer, net als de baby. Ze waren ineens weg, en ze kon ze niet meer vinden toen ze terug kwam uit de stad, waar ze een paar appels op de markt had gekregen. Gestolen eigenlijk, maar dat klonk zo erg. Toen ze in het steegje kwam lag alles er nog, maar mama en de baby waren weg. Opeens was ze alleen, helemaal alleen.

Ze loopt weer verder maar haar beentjes trillen zo erg dat het niet zo makkelijk gaat. Als ze bij een huis naar binnen kijkt ziet ze de familie gezellig rond een tafel zitten. Het ziet er lekker warm uit en ze hebben een heleboel eten en een kerstboom en een mama en cadeautjes en kleren die zacht zijn en warm. Zo snel als ze kan gaat ze verder, al blijft ze aan het huis denken. Het is kerstmis vandaag, maar niet voor haar.

Er loopt in de tegenovergestelde richting een lange man met een grote doos in zijn handen. Het is een platte doos, ingepakt in rood, glimmend papier. De tranen stromen meer en meer over haar koude wangetjes. Het kind dat zo’n mooi cadeau krijgt moet wel gelukkig zijn. Als de man vlak bij haar is, blijft hij staan. Hij glimlacht naar haar, en ze glimlacht voorzichtigjes terug, door haar tranen heen. Hij zet het cadeau zachtjes op de grond en aait haar over haar hoofdje, alsof het niet uitmaakt hoe vies en nat ze is. Zonder iets te zeggen loopt hij verder, en als ze hem naroept dat hij het cadeau is vergeten draait hij zich niet om. Ze probeert hem nog achterna te rennen, maar haar beentjes bibberen te erg.

Als ze merkt dat hij niet terugkomt gaat ze onder de lantaarnpaal die het dichtst bij is zitten. Ze zet de doos tussen haar blote beentjes en klemt hem vast met haar paarsblauwe voetjes. Voorzichtig maakt ze het rode papier los en legt het zo netjes opgevouwen als ze kan naast zich neer. Dan maakt ze de doos open. Netjes opgevouwen, in een bedje van wit vloeipapier, ligt de allermooiste trui die ze ooit heeft gezien. Als ze hem aantrekt, past hij precies. Ze draait rondjes met haar armen wijd, om de trui aan alle sneeuwvlokjes te laten zien. Ze lacht, zo hard als ze kan. Het is kerstmis vandaag, voor iedereen.