9. Bouwers van de boot

Erik (getikte_rik)

In het vorige deel heeft Hein Hoerenzn Pietersz zijn elf geronselde zeeschuimers op het middernachtelijke uur naar de Peperwerf geleid, waar zijn schip d'Enter ende Lete voor anker ligt. De mannen stonden oog in oog met het schip waarmee ze de volgende vroege ochtend, de achtste april van het jaar 1621, koers zouden zetten naar Nieu Flevolandt.

"Wat is dat nu voor een stuk wrakhout?" hoorde Hein Pietersz een van zijn zeeschuimers zeggen. De spreker was Sybrant de Bock, die Hein eerder die avond nog had gesproken in Stille Willems taveerne 'Aen Laegere Wal'.

"Stuk wrakhout? Stuk wrakhout?", vroeg Hein woedend, terwijl hij naar De Bock liep. "Wil jij soms eventjes gekielhaald worden langs alle lekken van dit verder zo sterke en ronduit perfecte schip? Moet ik soms twee oudewijvenknopen in je oren leggen? Dit schip gemaakt is van houten doodskisten. Al die kisten behoorden toe tot de ongelukkige zielen die dit schip tijdens de bouw hebben uitgelachen."

Hein pakte De Bock beet, en keek vervolgens de andere stilgeworden piraten in de dop EEN voor EEN indringend aan.
"Het lijkt een wrak, maar ik heb het in Bristol grondig laten opknappen door een Schot. Een zekere MacGyver van de firma MacGyver & Mac, aan de Docks of the Bay. Samen met zijn negerslaaf B.A. Baraccusz heeft die vakman mijn schip geheel en grondig opgekalefaterd. Weinig zeemijlen op de teller, amper houtrot en gegarandeerd ratvrij. Twee gedegen botenbouwers! Je zult ze spoedig ontmoeten, want ze verwachten ons over een week in de haven van Bristol, van waar we onze reis naar de schat van Nieu-Flevolandt zullen aanvangen!"
Hein draaide zich om naar het schip, en wenkte zijn mannen. "Kom, klim aan boord! Morgenochtend om half zes op, en dat is het al gauw!"
De mannen klommen aan boord van d'Enter ende Lete' en gingen onder wat zeilen van het kampanjedek liggen. Hein kroop zelf wat hoger het bovenkampanjedek op, en siste zijn mannen nog een keer toe: "Morgenochtend half zes, en geen minuut later!"

De volgende middag om half twee (eigenlijk een minuut later) werd Hein Pietersz met hevig bonkende hoofdpijn wakker op het dek van 'd' Enter ende Lete'. Hij kreunde. Vervolgens drukte hij zich op, waarbij zijn rechterhand in een plas van eigen nachtbraaksel spatte. Hein boerde lachend, waardoor een tweede golf van middagbraaksel ditmaal op zijn linkerhand kletterde. Hijgend en naar adem snakkend zag hij vanuit zijn ooghoeken dat het geboefte dat ie gisteren geronseld had, nog onder zeil lag. Hij wilde zich oprichten maar zijn ellebogen konden hem nog niet dragen. Zuchtend viel Hein even later weer in slaap.

Even later werd hij wakker van gekrijs. Het waren de meeuwen. Ze deden zicht te goed aan Heins kots op het dek. De zwarte raaf Ruben, die doorgaans op zijn schouders gelijmd leek, at gezellig mee. Hein richtte zich moeizaam op, en waggelde naar de slapende bende boeven verderop het dek. Het zou in totaal twaalf man volk moeten zijn. Met een ruk trok Hein het zeil weg. Hij telde..
Het waren er slechts tien!

Hein herkende inmiddels al enkele gezichten van de geronselde ongelukkigen, maar van EEN van hen wist hij slechts de naam. Dat was die van de kleine dikke man met de zwarte sik, die vooraan onder Heins voeten lag. Sybrant de Bock. De twee opvallendste afwezigen waren 50-Floryn, de ontsnapte slaaf uit Haerlem, Nieuw-Amsterdam, en Sjaak Hekkebraak, een old-Amsterdamse kaaskop.

"Vreemd!", dacht Hein. Hij herinnerde zich het voorval van de vorige avond, waarbij Sjaak Hekkebraak de gracht aan de Oudezijds werd ingeduwd. Twee nachtwakers hadden hem gered, maar waarom? Hein had met Sjaak Hekkebraak gepraat. De kleine kale dikkerd bleek Hein in zijn jeugd ooit verraden te hebben vanwege de diefstal van zeven suikerkoeken uit de suikerbakkerij van Sjaaks vader aan het Damrak.
"Zou hij me ook verraden vanwege zeven schatkaarten?", dacht Hein ernstig. Hij keek naar de tien zeeschuimers, die langzaam wakker waren geworden door het gekrijs van de vele meeuwen op het dek.

"Sjaak Hekkebraak kan ik deze reis missen als scheurbuik. Maar waar is die rijmneger?",
vroeg Hein zich hardop af. Als uitkijk kon hij de neger goed gebruiken. Maar net als Sjaak Hekkebraak speelde ook 50-Floryn een geheimzinnige rol in het incident van gisteren. Terwijl Sjaak in de gracht lag, verschuilde 50-Floryn, -de zogenaamde ontdekker van de P.I.M.P.-eilanden, Bling-Bling-Island en Kaap da Good ol' Hood-, zich in hoerhuis Huyze Syfilus. "Ach wat", mompelde Hein, "Complottheorieen zijn zooooo des jaren Heeren 1618! Om over de Heeren Zeventien nog maar te zwijgen. Wat prins Maurits en Van Oldenbarnevelt aan de wal uit te vechten hebben dondert mij niet. Ik moet geen heisa aan boord. Over heisa gesproken.." Hein liep naar de brug van zijn schip, en schreeuwde tegen de opgeklauterde manschappen op het dek: "Heisa de zijlen!"
Ze keken Hein vragend aan.
"Hijs en licht -niet respectievelijk- het anker en de zeilen!!".
Tot zijn tevredenheid zag Hein hoe de tien overgebleven mannen behendig de trossen los gooiden en de zeilen hesen. Een kwartier later was d'Enter ende Lete klaar om koers te zetten.
Koers naar Nieu-Flevolandt en de schat met zeven schatkaarten.

Niet veel later, onder tevreden toezicht van Hein Pietersz, stak d'Enter ende Lete dan eindelijk van wal. Plots klonk er opwinding. Op de kade zag Hein hoe 50-Floryn en Sjaak Hekkebraak aan kwamen hollen, beide met een groentekar voor zich uit duwend. De karren werden aan boord gehesen. Sjaak Hekkebraak klauterde via de valreep de kuip in. "Dat is op het nippertje", beet Hein Pietersz hem toe. Achter, op de nipper van het schip, klonk een harde klap. Het was 50-Floryn die zich zo neog net aan boord had weten vast te klampen. "En dat is op de valreep!" zuchtte Hein Pietersz.

Eindelijk kon d'Enter ende Lete koers zetten naar het schateiland. Terwijl er een schimmig figuur op de kade het schip nakeek, blies een westelijk briesje Hein en zijn twaalf varensgezellen met zacht klapperende zeilen het IJ op, alwaar talloze koopvaardijschepen met foelie, nootmuskaat, peper en kaneel voeren.

De reis van Hein Hoerenzn Pietersz, die zich zou ontpoppen tot de meest beruchte piraat van de middengolf en de zeven wereldzeeen, was begonnen.
Koers naar Nieu-Flevolandt tienduizenden mijlen verderop!

-BOENNKK-

klonk het plots enkele zeemijlen verderop.
"Zijn we er nu al?!", schreeuwde 50-Floryn vanuit het kraaiennest.

Hein zuchtte. Ze lagen voor Pampus.

(wordt vervolgd)