De Toren van Oneindige Hoogte - Deel 4

kanaiken
Het was zeven uur ’s avonds, Thon had net gegeten. Vermoeid door de dag liep hij naar boven, richting slaapkamer. Op school had hij het nodige aan moeten horen, met name gelach, maar ook vaak het verzoek het verhaal tot in de puntjes te vertellen, wat vaak ook weer met gelach beëindigd werd. Vandaag zou hij echter weer de kans krijgen een reputatie op te bouwen. Het zou lang duren, maar waar een wil is, is een weg.
Thon liep de kamer in, richting zijn capsule. De capsule leek in zeker zin op een doodskist, maar dan ruimer, en zonder de typerende zeshoekige vorm. Momenteel stond de kist rechtop, zodat je er zo in kon stappen. De zachte bekleding zorgde voor optimale ondersteuning, zodat je vele uren erin kon verblijven. De wanden waren ontzettend dik, evenals de klep, die de hele lengte en breedte besloeg. Weinig geïnteresseerd in de manier van werken van het apparaat had Thon zich nooit verdiept in de eigenlijke werking van het geheel, dit in tegenstelling tot vele anderen. Er waren massa’s mensen die Het Spel weigerden te spelen, enkel omdat de werking van de illusie geheim was.
Thon liep naar een kast tegen de muur, die links van de deur was. Hij trok een la open en drie dozijn kleine flesjes werd zichtbaar. Thon pakte er één en bekeek het etiket. Er stond weinig op. ‘8 uur speeltijd voor Het Spel.’, met daaronder een holografisch echtheidszegel. Hij sloeg het flesje in één keer achterover en kleedde zich uit, tot hij enkel nog zijn boxer aan had en nam vervolgens plaats in de capsule.
“Commando sluiten, stemherkenning Bèta, Bèta, Phi.” Het deksel klapte vervolgens dicht en de capsule plaatste zich diagonaal, waarna het stil werd in de kamer. Vijfentwintig minuten later was Thon al slapende en begon het mengsel uit het flesje te werken.
Thon bevond zich in een ronde, stenen ruimte, ongeveer zeven meter in doorsnee. Aan de muren, die opgetrokken waren uit zwaar en donker gesteente, hingen toortsen om de ruimte te verlichten. Thon keek omhoog, waar een koepelvormig plafond zichtbaar was. De ruimte voelde, ondanks het sobere uiterlijk, warm aan.
Hij wachtte al zeker een kwartier, en was dan ook op de grond gaan zitten, toen er eindelijk iets gebeurde.
“Gegroet, sterveling”
Thon draaide zich om en deinsde achteruit bij de aanblik van het wezen. Hij had een groene, oosterse djinn verwacht, net als de eerste keer dat hij in het systeem stapte, drie lange jaren geleden. Maar dit was geen djinn, dit was een zwevend lijk, met rammelende kettingen, lege oogkassen en een zwart, vergaan gewaad. De geur was afgrijselijk, waardoor Thon zelfs nog wat verder naar achteren kroop.
De geest vervolgde zijn verhaal: “Wederom zijt Gij hier, Ethoneus Oeron. Na drie jaar was Uw tijd gekomen en U verliet de wereld der sterfelijken. Kelkele is de naam die is geweest, wat is de naam die zal zijn?”
Thons stem was piepend, door zijn pogingen door te leven met zo min mogelijk lucht: “Issaphaus.”
“Zo zal het geschieden,” antwoordde de geest, om vervolgens te verdwijnen. Direct na zijn verdwijning verscheen er een grijs silhouet midden in de kamer. Meer was het ook niet. Thon wist wat hij nu moest doen. Door middel van instructies kon hij het karakter aanpassen: De kleuren van het lichaam, de kleding, de vorm van het gezicht, noem maar op. De mogelijkheden waren ongelooflijk, hoewel ledematen toevoegen, de lengte veranderen en andere extreme zaken niet toegestaan waren. Het was namelijk wel de bedoeling dat het karakter min of meer menselijk bleef. Thon wist dat deze stap lang zou gaan duren, maar hij had nog negentig uur de tijd.

========
En wederom over Thon. Niet zo'n lang stukje. Valt weinig over te zeggen. En alsjeblieft commentaar, zelfs als je niets te melden hebt. Alvast bedankt