Homozwaai

Xessive
Ja ja, ik zwaai als een homo. Niet dat ik dat wist. Nee, daar moest ik een paar dagen geleden op een niet zo fijne wijze achterkomen. Ik liep 's avonds door het centrum van Utrecht terug naar mijn auto toen ik ineens een mij bekende dame op de fiets ontwaarde. Zij stak net een druk kruispunt over en dus stak ik mijn arm omhoog om haar aandacht te trekken. Ze zag me en op dat moment zwaaide ik, waarna ze, wild slingerend in haar poging terug te zwaaien, rakelings langs een geparkeerde auto schoot, net de stoep aan de andere zijde miste en maar net op tijd haar fiets weer onder controle kreeg. Grijnzend keek ik haar na tot mijn oog viel op de passagiers van de auto die voor het verkeerslicht stond te wachten. Nu ben ik vaak uitgelachen in mijn leven, maar zo schandalig als de twee meiden die in die auto zaten nog nooit. Een had zelfs het lef om dijenkletsend en met de tranen in de ogen, mijn zwaaigebaar na te doen.

Eenmaal thuisgekomen kon ik het niet laten het voorval te verhalen aan mijn schatje die meteen zei: 'kom je daar nu pas achter? Dat weet ik al sinds ik je ken,' waarna ik toch wel wat pissig werd. 'Sinds ik je ken' is namelijk al een jaar of 13, wat betekent dat ik het toch zeker al sinds de puberteit doe.
'Had je me dat niet eerder kunnen vertellen?' zei ik dan ook venijnig.
'Waarom? Ik dacht dat je het wel wist. Net als met die beginnende kale plek op je achterhoofd.'
We lachten allebei smakelijk om dat laatste grapje en ik besloot het verder te laten rusten.

Toen ik een half uurtje later, na de kamer uit geslopen te zijn, met behulp van een handspiegel en de spiegel in de badkamer erachter kwam dat het laatste grapje toch minder grappig was dan ik dacht, besloot ik maar naar bed te gaan. Twee trauma's erbij op één dag was meer dan voldoende.

Sommige nachten duren langer dan andere en zo ook de nacht na het voorval. Iets over jezelf te weten komen, zeker als het iets vervelends is, heeft meestal een slopende uitwerking op je nachtrust. In mijn geval lag ik mezelf af te vragen of er mensen op de wereld rondliepen die na een confrontatie met mijn wuivende vingertjes in de veronderstelling waren dat ik van de verkante keer was. Kijk, ondanks een gezonde homofobie, heb ik op zich niets tegen homoseksuelen, ik ken er genoeg, maar ermee verward worden is toch weer iets heel anders. Na een paar uur malen, afgewisseld met bizarre zwaaidromen, wist mijn door slaaptekort benevelde brein het dan ook zeker: alles wat ooit was fout gegaan in mijn contacten met andere mensen was te danken aan mijn homozwaai. De meisjes die ik ooit leuk vond, maar die mij geen blik waardig gunden: mijn homozwaai. De leraar wiskunde waar ik altijd zulke slechte cijfers van kreeg: mijn homozwaai. De baan als accountant die na een briljant sollicitatiegesprek aan mijn neus voorbij ging: mijn homozwaai. De postbankmedewerker die mij het geld niet wilde lenen voor de aanschaf van een Audi A8: mijn homozwaai. Ik wist wat mij te doen stond!

En zo stond ik de volgende ochtend naar mijzelf te zwaaien in de spiegel. Ergens in mijn achterhoofd begon het stemmetje van mijn verstand echter flink om aandacht te vragen. Kwam al die ellende wel door de homozwaai? Was het niet gewoon: mijn gezicht dat de meisjes niet aanstond, mijn beroerde kennis van wiskunde, mijn totale ongeschiktheid voor een functie als accountant, mijn te lage salaris voor een lening ter hoogte van een Audi A8? Ik staarde naar de zwaaiende malloot in de spiegel en liet snel mijn hand zakken. Wat maakte het eigenlijk uit? OK, dan zwaaide ik een beetje verwijfd, zo hebben we allemaal wel wat, toch?

Het was al laat zodat ik me nog moest haasten om op tijd op mijn werk te zijn. Onderweg zag ik een collega rijden en ik zwaaide met mijn hand omhoog, alleen de vingers bewegend van en naar de handpalm.

Ze zwaaide lachend terug.