Baaldag

Hadewych (Twinky)
Om acht uur klopt mijn moeder op de deur. Of ik niet eens naar school moet? Ik kijk op mijn wekker, die me alweer heeft verraden, verlaten en verdoemd. Nog tien minuten om te douchen, me aan te kleden, te eten en dergelijke. Maximaal. Al rennend naar de badkamer trek ik mijn pyjama uit en gooi de onderdelen alle kanten op. De deur zit op slot, en na een minuut heftig gediscussieerd te hebben met mijn broertje die zijn puisten nog moet uitdrukken, krijg ik eindelijk toegang. Ik duik onder de douche, die nog nadampt van het half uur douchen van mijn zusje. Natuurlijk heb dus geen warm water meer, en bibberend knijp ik in mijn douchegelfles, die zij heeft opgemaakt. Die van haar stinkt, dus zal ik het moeten doen met een ouderwets stukje zeep, en schuur ik heel mijn vel open. Bibberend stap ik uit de cabine en zie dat de handdoeken allemaal in de was zitten. Op de gang aangekomen gebruik ik mijn pyjama dan maar om het ergste vocht van mijn lijf te verwijderen. In mijn kamer zie ik dat mijn lieve moedertje nét heeft besloten de was te gaan doen (vandaar geen handdoeken) en ze dus al mijn kleren heeft meegenomen, die nu fijn pruttelen in de wasmachine. Onder uit mijn kast duik ik nog een oude, versleten spijkerbroek. Al de overgebleven sokken zitten vol met gaten, en dat moet dan maar. Zodra ik mijn schoenen aantrek en verder loop, blijft de zool van mijn rechterschoen op de grond liggen. Noodgedwongen besluit ik dan maar een paar oude sportschoenen aan te trekken.
Naar beneden, onderweg struikel ik op de trap over een plastic tas en hops ik zes treden op mijn stuitje naar beneden. Als ik mijn brood wil smeren, zijn alle messen op, en er is alleen nog maar brood in de diepvries. Ik pak de broodrooster om het toch nog enigszins eetbaar te maken, en zodra ik de stekker in het stopcontact stop, springt er een vonk over. Kortsluiting. Dan maar niks eten. Ik loop naar de garage, en onderweg zwiep ik mijn tas iets te enthousiast over mijn schouder. Het hengsel breekt af, en het plastic tasje waarover ik gestruikeld was, moet maar dienen als vervangsel vandaag. In de garage rusten de velgen van het achterwiel van mijn fiets op de grond. Ik, als ervaren fietsbandplakker, repareer in no-time het gigantische gat wat een glasscherf veroorzaakt heeft. Zodra het geplakt is, loop ik naar de plaats waar de fietspomp normaal gesproken staat. Hij is er niet. Met het pompje wat aan mijn broertjes mountainbike zit, pomp ik mijn achterband op, en met een rood hoofd stap ik zwetend op. Na drie straten draai ik weer om, om mijn plastic zak annex boekentas op te halen, die ik vergeten was. Nog tien minuten, en ik heb er eigenlijk twintig nodig om deze afstand af te leggen. Staand op de pedalen merk ik dat mijn trouwe fietsje steeds meer weerstand geeft, en dus de achterband weer leegloopt. Alle stoplichten staan op rood, maar dat is normaal. Door een paar rijd ik heen, en wordt ternauwernood geraakt door een zwarte BMW. Als ik de straat voor school infiets, scheurt het hengsel van mijn tasje en alle boeken vallen in een plas. Zo goed en kwaad als het gaat, veeg ik ze af en bind ze vlug onder mijn snelbinders vast.
Terwijl ik mijn fiets in het fietsenrek gooi, gaat de bel. Ik ren naar de deur, en ren weer terug om mijn boeken te halen. Met mijn jas nog aan race ik naar het lokaal waar ik denk dat mijn klas nu zit, en kom tot de ontdekking dat dit niet waar is, wat betekent dat het aan de andere kant van het gebouw moet zijn. Ik spring de twee trappen op en kom hijgend bij een dichte deur aan. De leraar snauwt me toe dat ik mijn jas maar moet gaan ophangen en een briefje moet halen. Dat wordt morgen dus extra vertrouwen op mijn onbetrouwbare wekker. Ik sjok naar beneden en doe wat die man me gezegd heeft. Met mijn boeken onder mijn armen geklemd plof ik uiteindelijk neer aan een leeg tafeltje, vooraan in de klas, waar ik in mijn schrift moet laten zien dat ik mijn huiswerk heb gemaakt. Precies díe bladzijden zitten aan elkaar geplakt, en dus weer een uur nakomen aan mijn broek. De rest van de dag gaat het verder zo. Mijn boeken vallen twee keer per uur, ik struikel op de trap, het regent onvoldoendes…

Gelukkig is er morgen weer een normale dag.