Afscheid

Francesca
Het was zo'n kleine kamer, hooguit vier bij vijf, hij stikte er zowat. Luisteren naar haar en het getjilp van haar kanarie, naar radio 4, alleen maar klassiek, de klok die twaalf uur sloeg, dan warm eten en na het middagdutje tv-kijken, elke dag opnieuw.

Haar gesnurk, hij wist precies wanneer het begon: wanneer haar hoofd langzaam scheefzakte, haar groezelige zakdoek uit haar mouw gleed en viel, geruisloos, op de grond, naast haar stoel.
De verzorgster zou het vinden en oprapen. Hij vertikte het, deed het al jaren niet meer, zijn stijve rug verhinderde het.
Aardig ding trouwens, die nieuwe, ze had iets tegen hem gezegd. Hij was stomverbaasd geweest, had het veel later pas begrepen.

Haar antwoord, een soort gegrom, raspend en piepend, kwam diep vanuit haar astmatische longen, een afschuwelijk geluid. Hij kon zich niet eens meer de klank van haar stem herinneren en waarom hij had toegestemd.
Dood ging hij hier. In vredesnaam, verlos mij, dat was het enige waaraan hij dacht, uur na uur, dag na dag.
Totdat die nieuwe hun kamer was binnengekomen, een engel, een fee, zon was ze, een heldere ster, stralend en warm. Zijn verschrompelde ziel gloeide nog uren na.

Hij hield het niet meer uit. Dag in, dag uit, moest hij haar gesmak aanhoren, staren naar dat vochtige, grauw verkleurde gebit naast haar bord - mèt kon ze niet eten, zonder kreeg ze haar lippen niet op elkaar, etensresten en speeksel dropen over haar slab - naar haar handen, haar slappe huid vol levervlekken, paars geaderd en nagels met rouwranden; ze krabde zich voortdurend, overal. Stapelgek werd hij ervan.

God, hij was zo dankbaar, voor die toegift, die prachtige, jonge bloem. Zij had zijn zware leven verlicht, hem op het idee gebracht. Zijn bloed, dikke stroop, maar na zijn daad vloeide het weer krachtig door zijn aderen. Eindelijk.

Eindelijk was het stil, doodstil. Haar blik, ze keek, maar verroerde zich niet, net als haar kanarie. Nu het afscheid nog. Bij de deur draaide hij zich om en stak zijn tong uit, zo ver hij kon.

Hij dacht aan die nieuwe, hoorde alleen nog maar haar lieflijk stemgeluid: "Het is zo'n mooi weer buiten..."