Insomnia
Ik knijp mijn ogen dicht en voel dat het niet meer gaat lukken. Hoe laat zou het zijn? Hoeveel uur slaap zou ik nog kunnen pakken eer de wekker bruut mijn dromen verstoort? Niet aan denken, je gaat gewoon slapen. Ogen open, ogen dicht. Verliggen, omdraaien, woelen. Ik ben in een grot, een donkere grot. Het is zo donker dat ik geen hand voor ogen zie. Ik word een met het donker ik verdwijn in het donker. Regen op het raam, ademhaling van mijn vriend, geërgerde zucht van mij. Ik! Moet! Slapen! Omdraaien, verliggen, woelen. Morgen laatste dag op het werk. Niet aan denken. Vader bellen. Niet aan denken. Instantie bellen. Niet aan denken. Belastingpapieren. Niet aan denken. Vuilniszak. Niet aan denken. Nieuwe baan zoeken. Niet aan denken. Warm. Heet. Dekbed weg. Ogen open.
Op de tast vind ik een vest en trainingsbroek. Met de kleren over mijn arm sluip ik zo geruisloos mogelijk de trap af, mijn vriend hoeft niet te lijden onder mijn slapeloosheid. Was dit al de laatste trede? Shit, niet geteld en ik verstap me. Vaste grond onder mijn voeten en tot mijn grote verbazing baadt mijn naakte lichaam in het licht. De volle maan geeft de keuken een sinistere gloed en het raam staat inderdaad open. Volgens de combimagnetron is het bijna half drie, dat valt nog mee. Ik kleed me aan en ga op de vensterbank zitten. De volle maan is adembenemend. Door de wind waaien er af en toe wat verdwaalde regendruppels op mijn voorhoofd en ze koelen mijn oververhitte lichaam af. Ik breng mijn halfslapende lichaam in beweging en zet thee. Ik doe de gordijnen open en terwijl ik van mijn thee nip, luister ik naar de regen en kijk ik naar de volle maan. Ik moet de post nog doornemen. Ik moet nog zoveel. Maar eerst moet ik slapen.
Ik zet mijn lege kopje in de volle vaatwasser en trippel weer naar boven. Zo geruisloos mogelijk kleed ik me uit en schuif onder het dekbed. De regen is inmiddels opgehouden en ik luister naar de ademhaling van mijn vriend. Morgen moet ik wel even mijn vriendin bellen om te vragen hoe het bevalt op haar stage in het buitenland. Oh nee, ze begint woensdag pas met werken. Andere vriendin even bellen om te vragen hoe haar eerste schooldag was. Niet aan denken, lekker gaan slapen. Mijn lichaam slaapt allang, nu mijn hoofd nog. Ik doe mijn ogen dicht en adem mee met mijn vriend. Waar ben ik, wat doe ik, waar wil ik heen? Ik weet het niet. Morgen na mijn werk even bij mama langs gaan. Ik lig op een luchtbed in mijn privé-zwembad. Ik dobber wat heen en weer en voel mijn ogen dichtvallen. Inademen, uitademen. Warm. Dekbed weg. Ogen open, ogen dicht. Ik wiebel met mijn tenen en laat ze ontspannen. Mijn tenen slapen, langzaam zakken ze weg. Mijn benen ontspannen zich en slapen ook. Buik, vingertoppen, vingers, handen, armen, langzaam zakken ze weg in een diepe slaap. Nu mijn hoofd nog. Koud. Ik kruip weer onder het dekbed. Verliggen, omdraaien, woelen. Waar was ik? Alles slaapt, mijn kin slaapt, mijn mond en mijn neus. Nu ik nog. Stil. Zwart. Rust.
Ogen open. Ik voel me huilerig en wil slapen. Ik ben doodmoe en pieker me suf. Dan nog maar een kopje thee drinken. Weer kleed ik me stilletjes aan, weer verstap ik me bij de laatste trede en weer ontneemt de schoonheid van de maan me mijn adem. Ik rook een sigaret en verbrand mijn onderlip aan de thee. Morgen even langs de winkel om nieuwe thee te kopen. Op de bank val ik bijna in slaap en ik sluip weer naar boven. Ik kleed me uit en hoor mijn vriend bewegen. Stokstijf blijf ik staan. Hij slaapt verder en ik schuif onder het dekbed. Plafond. Zware ogen. Ik moet nog heel veel. Maar daar moet ik me nu niet druk om maken. Ik adem weer mee met mijn vriend en vraag me af hoe laat het is. Nu maar hopen dat ik niet door de wekker slaap, op mijn laatste dag moet ik wel op tijd zijn. Had ik die ene rekening nu wel of niet betaald? Niet aan denken. Ik ben moe, doodmoe.
Ogen dicht. Ademen. Rust. Zwart.