Goedemorgen!

Iedere ochtend buigt Driek Oplopers zich over het nieuws om daarna een lastige vraag te stellen. Vandaag over een trein zonder spoorboekje.

Tussen Amsterdam en Eindhoven rijden deze week op proef nog meer intercity’s dan anders. In de spits iedere tien minuten. Dat is mooi. Maar er zitten wel haken en ogen aan. Ere komen wel meer treinen bij, maar er zijn geen extra sporen voor aangelegd. Dus die treinen moeten zich aanpassen aan de andere treinen: stoptreinen, goederentreinen en werktreinen. Het is dus ten eerste de vraag, wat er van die tienminutendienst terecht komt, en ten tweede moet je maar afwachten of de reistijden niet zo nu en dan langer worden. Wat heb je daar dan eigenlijk aan?

 Een duidelijk spoorboekje zegt precies hoe laat je op het station moet zijn om je trein te halen. Nu loop je de kans dat die net weg is als je het perron op komt lopen. De treinreiziger is aan die duidelijkheid gewend. Nu zit er een gok-element in. Feitelijk moet de reiziger voor de zekerheid dus eerder op het station zijn, en is hij dus in veel gevallen al met al langer onderweg.

De NS wordt afgerekend op het percentage treinen dat niet te vroeg vertrekt en op tijd aankomt. Kunnen NS-directeur Meerstadt en verkeersminister Eurlings mij even laten weten, op welke manier ze dat gaan meten als er niet eens een spoorboekje is?