De Villa deel 1: de Villa

'Weet je het zeker?'
'Kom nou maar. Zo'n kans krijgen we nooit meer.'
Een halve maan stond hoog in de hemel. De donkere laan strekte zich naar beide kanten uit en lag er verlaten bij. Dat was ook niet zo vreemd, want aan de laan lag slechts een huis. Een hoog ijzeren hek over volle lengte van de laan scheidde het van de openbare weg vanwaar Harold en Ben door de spijlen naar het huis stonden te gluren.
'Ik weet het niet', zei Ben, 'wat als er iemand binnen is?'
'Er is niemand', zei Harold, 'alle ramen zijn donker.'
'Hoe kan je dat nou weten? Het huis is enorm. Vanaf hier kunnen we sowieso al niet de achterkant zien. Misschien is er wel bewaking?'
'Bewaking voor een woonhuis? Stel je niet aan.'
Ben wierp een blik op het donkere huis. Hij kende het huis. Het was helemaal gebouwd met donkere bakstenen en in daglicht zag het er al onheilspellend uit. In het donker leek het alsof het opgetrokken was uit de duisternis zelf. De eigenaar was een excentrieke miljonair die het zelf had laten bouwen, maar de man was al een hele tijd meer gezien. Ben kende niemand die ooit binnen was geweest. Hij nam aan dat het huis vol stond en hing met alle rijkdom die je je kon voorstellen, maar zeker weten deed hij het niet. En nu had Harold van een vage kennis de code van het alarm gekregen. Ben had er een slecht gevoel bij.
'En waarom heeft die kennis van je de code niet zelf gebruikt?' vroeg hij nog maar eens.
'Omdat hij een lafbek is, die liever meteen geld zag,' zei Harold, die duidelijk zijn geduld aan het verliezen was, 'moet je luisteren. Ik heb honderd euro voor die code betaald. Als je geen zin hebt om mee te doen ga je gewoon lekker naar huis, maar ik ga naar binnen, met of zonder jou, maar je hoeft niet te denken dat ik je wat geef als ik straks de spullen die daar liggen verkocht heb.'
Harold greep de spijlen van het hek beet, klom eroverheen en sprong in de tuin. Ben keek nog eenmaal naar het zwarte huis. Het onbehaaglijke gevoel bleef, maar hij besloot het te negeren. Hoe lang had hij al geen shot gehad? Zeker twee dagen. Zijn lichaam gilde om het echte spul. Niet dat gore methadon. Harold had gelijk: zo'n kans kregen ze nooit meer. Ben klom in het hek, achter Harold aan. Aan één van de punten bleef zijn spijkerbroek hangen, maar met een rukje kwam het los.

De code was niet van de voordeur, die zat potdicht met een ouderwets, degelijk slot. Aan de achterzijde van het gebouw hing een kastje aan de muur naast de deur naar de keuken. Een rood lampje knipperde naast de cijfertoetsen. Harold haalde een briefje uit de binnenzak van zijn jas.
'Mag ik een zaklantaarn?'
Ben trok een van de twee zaklantaarns tevoorschijn die hij in zijn eigen binnenzak opgeborgen had en gaf hem aan Harold. Harold drukte hem aan en liet de lichtstraal op het briefje schijnen.
'Druk jij de code in?' vroeg hij aan Ben.
Ben knikte en liep naar het kastje.
'9-3-5-1-7-7-9-2' zei Harold en Ben toetste de nummers in.
Na het laatste nummer sprong het rode lampje op groen. Ben probeerde de deur. Hij was open en hij stapte naar binnen.

Harold scheen met zijn zaklantaarn door de donkere keuken. De enorme vierkante ruimte had aan twee wanden aanrechten met daarboven kastjes en in het midden een kookeiland. Alles glom alsof het een keuken was in een showroom, nooit gebruikt en alleen om indruk te maken. Ben pakte de andere zaklantaarn en klikte hem aan. Hij vond de deur naar de rest van het huis recht tegenover de deur naar de tuin. De deur stond open en zijn lamp scheen op de houten parketvloer van de gang die erachter lag. Hij attendeerde Harold erop. Samen liepen ze de keuken uit en de gang in. De zijden verdwenen in duisternis. Hij richtte zijn zaklantaarn op de gang, maar het donker trok zich slechts een paar meter terug, alsof het bang was voor het licht, maar niet te ver weg wilde gaan.
'Jezus...', zei Ben.
'Stel je niet aan', zei Harold en liep verder de gang in. Binnen een paar meter begon hij al te verdwijnen in het donker.
Ben haastte zich achter hem aan.

Aan het einde ging de gang de hoek om naar rechts. Ben en Harold bleven hem volgen. Links en rechts liepen ze langs gesloten deuren.
'Moeten we niet in een van die kamers kijken?' vroeg Ben.
'Volgens mijn kennis moeten we op zoek naar de woonkamer', zei Harold, 'daar staan volgens hem de echte dure spullen.'
'Hoe weet die kennis van jou dat allemaal?'
Harold reageerde niet en liep door. Weer draaide de gang naar rechts en nog steeds zagen ze in het licht van hun zaklantaarns niets anders dan gesloten deuren links en rechts. Ze gingen nog een keer de hoek om, en nog een keer. Ben vond het maar vreemd. Ze hadden nu toch al in ieder geval wat anders tegen moeten komen dan alleen maar gangen met deuren. Ze liepen nu gewoon een rondje. Ze zaten al weer in het gedeelte zitten waar de keuken aan zat. Hij nam aan dat Harold dat ook doorhad. Harold liep echter door alsof hij precies wist waar hij naar op weg was. Harold stopte en scheen het licht op de muur voor hem. Ze hadden de andere hoek alweer bereikt.
'Heb jij de keuken gezien?' vroeg Harold.
Ben keek terug over zijn schouder. Hij wist zeker dat ze de deur van de keuken hadden opengelaten. Die moet dus dicht zijn gevallen. Of dicht zijn gedaan, maar die gedachte beviel hem niets en hij drukte hem weg.
'Laten we op zoek gaan naar de keuken en hem peren, Harold. Dit schiet echt niet op.'
'Ik heb al gezegd dat als je weg wilt, je gewoon mag gaan. Ik blijf.'
Uit het donker aan het einde van de hal klonk ineens een zachte bonk. Ben draaide geschokt zijn hoofd in de richting waar het geluid vandaan was gekomen.
'Wat was dat?' vroeg Ben angstig.
'Sssttt.'
'Harold?'
'Houd nou je bek!'
'Maar het komt dichterbij!'
Het was het geluid van rennen, van poten op een houten vloer en het kwam rap dichterbij.
'Het komt van de eerste etage', zei Harold, 'het lijkt op een hond.'
Ben scheen met zijn zaklantaarn op het plafond waar hij het geluid hoorde. Zijn hart klopte in zijn keel. Het geluid was nu zo dichtbij dat hij de nagels op het hout kon horen krassen bij iedere stap. Precies boven hun hoofd stopte het. Harold en Ben staarde allebei naar de ronde lichtvlek die Ben's zaklantaarn op het plafond wierp. Een aantal seconden was het doodstil, alsof het dier wist dat ze onder hem stonden. Ben hield zijn adem in en merkte dat Harold hetzelfde deed. Het getik van de poten startte weer, ging de hoek om en trok langzaam van hen weg.
Ben liet zijn adem voorzichtig uit, 'hij is doorgelopen.'
'Mooi', zei Harold, 'dan kunnen we weer verder.'
'Jij bent echt niet goed wijs,' zei Ben, 'ik ga ervandoor. Straks staat dat beest ineens beneden en ik wil hem echt niet tegenkomen in deze donkere gangen'
'Wat jij wilt', zei Harold en begon van hem weg te lopen. Binnen een paar tellen was hij verdwenen in het donker en bleef Ben alleen achter...

Wat veroorzaakt het getik op de eerste etage? En waar is de deur naar de keuken? Lees morgen om middernacht verder in de Villa!