De Toren van Oneindige Hoogte: Slot

Thon zag Asgrad grijnzend op hem neerkijken.
'Je gaat eraan', zei Asgrad. Hij hief zijn zwaard boven zijn hoofd en liet het met een zwaai naar beneden komen. Thon hield zijn armen omhoog om de klap op te vangen. Voor het zwaard hem raakte, stopte het spel. Thon staarde langs zijn armen naar de bevroren Asgrad die met een verbeten gezicht van krachtsinspanning, maar met nietsziende ogen doodstil stond. Geen geluid was er te horen. De omgeving vervaagde en een groot scherm verscheen voor Thon in de lucht. Met gefronste wenkbrauwen wierp hij een blik op het scherm, waarop de statistieken van Issaphaus te zien waren en opeens besefte hij wat er stond te gebeuren. Hij had eigenlijk verwacht dat dit gedeelte van het spel niet meer zou werken, dat Unteto het op de een of andere manier had uitgeschakeld, maar niets was minder waar. Over het statistiekenscherm verschenen achtereenvolgens een aantal kleinere schermen met de teksten:
'Winst gevecht – Pyroquake – 307 doden.'
'Health Points – 23980.'
'Magic Points – 11320.'
'Experience Points – 13111.'
De schermen verdwenen en in het statistiekenscherm liepen de punten achter de kopjes HP, MP en EP op en met die punten liep ook zijn persoonlijke level op. Thon zag hem stoppen op level 99. Het hoogst haalbare in het spel. Er verscheen nog een laatste scherm:
'Energie levels worden aangevuld.'
Thon's spieren verkrampten en zijn adem stokte in zijn keel terwijl de kracht terugstroomde in zijn lichaam. Terugstroomde, maar niet tot het niveau dat Thon normaal gewend was. Nee, veel verder. Thon voelde zijn spieren opzwellen, zodat het leer van zijn pak strak om zijn armen en benen kwam te zitten. Magische kracht werd tot zulke hoogten opgedreven dat blauwe energie uit zijn vingers op de grond lekte, waar het even als een plasje lichtgevend blauw water bleef liggen en daarna in het niets verdween. Thon sloot zijn ogen en kreunde onder het genot van de krachten die hem volledig overspoelden. Dit was waar hij al die jaren voor had gespeeld! Dit was wat hij had willen bereiken! Hij was de eerste die het allerhoogst haalbare in het spel haalde.

De schermen verdwenen en zijn omgeving werd weer scherp. Het zwaard van Asgrad suisde op hem af. Thon ving het blad op met zijn blote hand. Nu was het zijn moment om te glimlachen. Thon hield het zwaard vast en stond op. De verbazing viel van het gezicht van Asgrad af te lezen. Hij probeerde het zwaard uit de hand van Thon te trekken, maar het lukte niet. Thon kneep en het blad verboog tussen zijn vingers.
'Wat...?' stamelde Asgrad, 'hoe is dit mogelijk? Ik had je verslagen!'
Thon zei niets. Asgrad liet zijn verbogen zwaard uit zijn handen vallen, balde zijn vuisten en haalde uit. Het was of Thon's zintuigen ook scherper waren geworden. Asgrad leek in slow motion te bewegen. Thon ontweek zijn vuisten makkelijk, greep hem bij zijn vest en trok hem naar zich toe, zodat zijn gezicht vlak bij het zijne was.
'Nu is het jouw beurt', fluisterde hij tussen zijn tanden door, terwijl hij zijn vuist balde en zijn arm terugtrok.

De stoot wierp Asgrad een aantal meter door de lucht en hij kwam hard op zijn rug terecht. Binnen een seconde was Thon bij hem en hij tilde hem met gemak van de grond en boven zijn hoofd. Met al zijn kracht wierp hij Asgrad door de ruimte. Asgrad maakte een korte vlucht, stuiterde tegen de wand en landde met een klap op de grond. Weer was Thon binnen een tel bij hem, greep hem met twee handen bij het leer van zijn vest en tilde hem omhoog, tot zijn voeten boven de grond bungelden. Asgrad keek Thon angstig aan. Een dun stroompje bloed liep uit zijn mondhoek en over zijn kin.
'Zeg maar dag', zei Thon en hij begon om zijn as te draaien.
Asgrad zwaaide rond en rond, sneller en sneller, tot Thon hem bijna niet meer kon houden. Hij wachtte tot het juiste moment en liet hem los. Het lichaam van Asgrad raakte de houten deur van de ruimte met zo'n geweld dat de deur versplinterde en houten stukken alle kanten op vlogen. Asgrad landde bewusteloos op de rand van het 137 etages diepe gat. Thon stapte naar buiten, liep op het bewusteloze lichaam van Asgrad af en duwde hem met zijn voet over de rand. Het lichaam viel, maar werd een paar tellen later door de luchtstroom omhoog geworpen naar de top van de toren. Thon was het doden zat. Asgrad verdween nu in het spel en zou straks net als alle anderen gewoon wakker worden in de echte wereld. Hij draaide zich om en liep weer naar binnen.

Eindelijk had hij tijd de ruimte eens wat beter te bekijken. Voor een kamer waar alle serververbindingen van het hele spel samen kwamen, was de ruimte verrassend leeg. Alleen uit de muur tegenover de deur stak een halve bol uit het steen met aan de bovenkant een uitsparing in de vorm van een hand. Thon liep ernaar toe en bekeek de bol. Het principe leek hem simpel genoeg. Hij bracht zijn hand naar de bol.
'Thon! Niet doen!'
Thon draaide zich om bij het horen van de bekende stem. Suzy stond achter hem, en achter haar Unteto. Ze keek hem smekend aan en haar schoonheid en de herinnering van zijn avond met haar deden zijn hart meteen weer sneller kloppen.
'Doe het alsjeblieft niet', zei ze.
Unteto deed een stap dichterbij.
'Wil je echt alles wat je hier hebt opgeven?' zei hij, 'waarvoor? Voor een zootje onbekenden die je alleen in de spelwereld zien staan, maar die je in de echte wereld straal voorbij zouden lopen? In dit spel ben je een God. Er is niemand die maar in de buurt komt van jouw kracht en ervaring en met mijn bevoegdheden als beheerder kan ik de dingen in het spel die je niet bevallen makkelijk aanpassen.'
'Je weet dat ik je wil Thon', zei Suzy, 'jij wilt mij toch ook? Je zou me toch niet verlaten nu we eindelijk samen kunnen zijn?'
'Je hoort het', zei Unteto, 'wat heeft de echte wereld je in vredesnaam meer te bieden dan dit? Wees eerlijk. Denk je dat je daar ooit een meisje als Suzy zou kunnen krijgen?'
'Je hebt gelijk Unteto', zei Thon. Hij sloeg zijn arm om Suzy, trok haar naar zich toe en drukte zijn lippen op de hare. Ze kuste hem hartstochtelijk terug. Na een tiental seconden stopte Thon en hij glimlachte naar haar. Hij kreeg een stralende glimlach van Suzy.
'Dank je wel', zei hij tegen haar, 'maar weet je wat het is?'
Vanuit zijn ooghoeken zag hij de triomfantelijke blik van Unteto's gezicht zakken.
'Het is allemaal maar een spelletje.'
Thon draaide zich vliegensvlug om en duwde zijn hand in de uitsparing op de bol.

Het effect was anders dan Thon had verwacht. Geen waarschuwingsschermen met een laatste ja/nee keuze. Geen loeiende sirenes of alarmlichten. Geen smeltende of wegvliegende pixels totdat de spelwereld totaal verdwenen was. Het ene moment was hij in het spel, het volgende opende hij zijn ogen in de capsule die in zijn kamer stond. Hij stapte uit de capsule en keek op de klok. Bijna een hele dag in echte tijd was hij in het spel geweest. Zijn maag gromde van de honger. Thon zette eerst het grote scherm aan dat aan een wand van de kamer hing en liep daarna door naar de keuken. Op het scherm berichtte een nieuwslezer dat er ontwikkelingen waren in het situatie rond het spel, maar dat de autoriteiten niet loslieten wat voor ontwikkelingen. Thon had wel een flauw vermoeden. Hij graaide een zak chips uit de kast, pakte een glas frisdrank en plofte op de bank voor het scherm. Hij zapte rond, maar op ieder kanaal was hetzelfde nieuwsbericht. Niks nieuws onder de zon. Hij vroeg zich af hoe snel alles uit zou komen. Hij gaapte. Nu hij zo op de bank zat voelde hij ineens hoe oververmoeid zijn lichaam was. Hij ging languit op de bank liggen, besloot nog even te wachten tot het einde van het nieuws, maar was binnen een paar seconden al diep in slaap.

Twee weken waren er voorbij sinds hij het spel had uitgezet. Het spel was sindsdien niet meer opgestart. Thon had aan één stuk door het nieuws gevolgd. Het eerste wat hij zag was de arrestatie van Unteto, dat in de echte wereld een iel, kaal onooglijk mannetje bleek te zijn, dat schril afstak tegen de grote politiemannen die hem geboeid afvoerden. Daarna kwam de discussie over de gevaren van het spel pas goed op gang en wat voorheen niet lukte, was nu ineens een stuk makkelijker: in de meeste landen werd het spel direct verboden. Er waren maar weinig spelers die protesteerden. De angst zat er bij iedereen goed in. Het was ongelooflijk hoe snel de wereld weer zijn normale ritme oppakte. Het enige dat Thon meer verbaasde was dat in de nieuwsberichten met geen woord werd gerept over zijn rol of de rol van Strever in het geheel. De deurbel rinkelde. Thon stond op, liep naar de deur en opende hem. Een man en een vrouw stonden in de hal buiten zijn appartement.
'Ja?'
'Thon?'
'Wie wil dat weten?'
'Ik ben Strever.'

Ze zaten met z'n drieën rond de tafel. Strever en het meisje dat hij had voorgesteld als Erissy op de bank. Thon had er een stoel bij gepakt.
'Ik zag Soktur', zei Thon, 'en was er eigenlijk van overtuigd dat je het niet had overleefd.'
'Ik ook', zei Strever, 'maar gelukkig is mijn vriendin een meester in reanimeren', en hij glimlachte even naar Erissy.
'Het is ongelooflijk dat je hier bent. Mag ik vragen waarom?' vroeg Thon.
'Omdat ik je persoonlijk wilde bedanken voor je hulp en omdat ik iets anders van je wil weten.'
'Oh?'
'Iedereen kent mijn rol in het stopzetten van het spel. Het is nog niet in de media geweest omdat mensen op hele hoge posities dat hebben tegengehouden, maar dat gaat binnenkort veranderen en dan ben ik ineens wereldnieuws. Tot nu toe heb ik gezegd dat een speler in het spel me geholpen heeft, maar dat ik zijn naam niet ken. Kijk, als ik je naam bekend maak, zal je de komende maanden in alle nieuwsuitzendingen, actualiteitenprogramma's en kranten staan. Van de ene dag op de andere beroemd. Je was het al in het spel, nu kun je het worden in de echte wereld. Ik weet alleen niet of je dat wilt.'

Thon stond op en liep naar zijn raam. Hij had tijd gehad om na te denken over wat hij had gedaan en hij was niet trots op zichzelf. De laatste slag had aan iedereen het leven gekost die over de speltijd heen was. Hij had op het nieuws gehoord over zeker honderd doden. Honderd doden, en allemaal op zijn geweten. Dan kon Strever mooi praten over gemaakte keuzes en eigen verantwoordelijkheid, maar daar had je weinig aan als je dood was. Hij keek naar buiten. Beneden op straat liepen voor het eerst sinds jaren weer hele groepen mensen langs in plaats van een enkeling die op weg was naar zijn capsule. De straten en parken waren weer gevuld sinds het spel offline was. Dat was de keerzijde van zijn acties in het spel. Wilde hij beroemd worden? Dat was natuurlijk de enige vraag die nog belangrijk was. Was een leven als onbekende in de schaduw niet aantrekkelijker? Hij draaide zich terug naar Strever.
'En?' vroeg deze.
Thon maakte een beslissing.
'Wat mij betreft is het leven ook een spel', zei Thon en grijnsde breed, 'en ik speel altijd om te winnen.'

Einde

Voorgaande delen: |1|2|3|4|5|6|7|8|9|10|11|12|13|14|15|16|17|18|19|20|21|22|23|24|