Grondwet blog deel 4

Deze blog is een uit een reeks over de Grondwet. Elke Nederlander behoort te weten wat de Grondwet is, althans dat zou je wel denken. Veel Nederlanders weten dan ook wat er ongeveer in staat, maar toch wordt de Grondwet vaak niet begrepen en dan met name de Grondrechten. Dit zijn de rechten van de burgers als bescherming van de overheid.

Niet alleen de Grondrechten zijn erg belangrijk in de Nederlandse Grondwet. Er staat uiteraard nog veel meer in.
Het tweede hoofdstuk beslaat de regering. De regering bestaat uit de Koning(in) plus alle ministers.

Het hoofdstuk is in verschillende paragrafen gedeeld waarvan de eerste alleen het Koningshuis beslaat.
Allereerst wordt er geregeld wie de troon mag bestijgen en hoe dit allemaal in zijn gang gaat. Het eerste artikel in hoofdstuk 2 is dan ook; Het koningschap wordt erfelijk vervuld door de wettige opvolgers van Koning Willem I, Prins van Oranje-Nassau.

Een beetje een aparte wet tussen alle wetten over de opvolging en het trouwen en dergelijk is Grondwet artikel 26. Het kind, waarvan een vrouw zwanger is op het ogenblik van het overlijden van de Koning, wordt voor de erfopvolging als reeds geboren aangemerkt. Komt het dood ter wereld, dan wordt het geacht nooit te hebben bestaan.
Hieruit wordt wel duidelijk dat de Grondwet wat oud is en soms zelfs nogal achterhaald is.

De tweede paragraaf beslaat het deel over de Koning(in) en de ministers. De regering dus.
Er staat precies in wie de regering vormt en wat dan ook de taken zijn van de regering.
Veel Nederlanders denken dat de Koning(in) het hoogste gezag heeft. Dit is echter niet waar. De Koning(in) kan namelijk geen wetten benoemen, dit moet altijd met ondertekening van de ministers. De ministers zijn namelijk verantwoordelijk voor de Koning(in). Dit is ook de rede dat de Koning(in) geen mening mag dragen in het openbaar zonder overleg met de minister-president. Dit is ook de reden dat je de Koning(in) niet mag uitschelden, ze mag immers niets terug zeggen.

Het derde hoofdstuk in de Nederlandse Grondwet beslaat de Staten-Generaal. De Staten-Generaal is een zeer oude traditie en stamt uit de tijd dat Nederland nog de Republiek der Zeven Nederlanden was. Elk stukje Nederland had eigen vertegenwoordigers. Voor gezamenlijke besluiten kwamen ze een paar keer per jaar bijeen. Dit werd een Staten vergadering. Deze was altijd in Den Haag of Brussel, wat toen nog bij Nederland hoorde. Dit overleg duurde vaak enorm lang. Mensen kwamen van verre en bij overleg moesten steeds mensen heen en weer gestuurd worden.

In dit hoofdstuk staat vast wie de Staten-Generaal zijn (Eerste Kamer en Tweede Kamer) en hoeveel leden deze telt (150 zetels plus 75 zetels). Ook wordt de zittingsduur geregeld, deze is vier jaar lang.

In de tweede paragraaf staat precies wat de Staten-Generaal nu eigenlijk doen en hoe ze het moeten doen. Dit beslaat voornamelijk vergaderen en het recht op bepaalde handelingen als men het niet eens is over een wet of een nieuw te komen wet.

Dit stuk van de Grondwet lijkt niet echt belangrijk, maar dit zijn de fundamenten van onze democratie.