De Toren van Oneindige Hoogte - Deel 5

Vijfenvijftig lange uren was hij bezig geweest, maar het resultaat mocht er zijn. Thon had in de tussentijd slechts tien uur geslapen, en had het dan ook helemaal gehad met het ontwerpen van zijn nieuwe lichaam.

Het uiterlijk had hem slechts enkele uren gekost. Het lichaam dat nu voor hem stond was behoorlijk langer dan gebruikelijk, een zeldzaamheid. Thon had een aantal privileges gekregen door zijn lange avontuur binnen Het Spel, waaronder een maximale lengte van twee meter tien. Hij had zichzelf twee meter vijf gegeven. Van het gezicht had hij weinig werk gemaakt. Het was een gewoon mannengezicht, met een misschien ietwat te brede kaak. De haren waren halflang en donkerblond. De kleur van de ogen was felgroen, net iets meer dan een nieuwkomer zou kunnen krijgen. Voor de rest was het een gewoon lichaam. Kenmerken als gespierd zijn, dik worden, littekens, baard en snor en sieraden waren allemaal in Het Spel zelf te regelen.

Wat hem veel meer tijd kostte was het lichaam uitbalanceren. Niet zozeer hoe armen bewegen, aangezien dat voor iedereen gelijk is, maar juist de statistieken van het lichaam. In de spellen van weleer, waren meestal tussen de zes en twaalf punten waarop je kon verbeteren, met enkele uitzonderingen. Maar Thon was bezig geweest met ruim vijfduizend verschillende punten. Deze punten besloegen allerlei verschillende vaardigheden, waarbij hij steeds moest aangeven met hoeveel punten hij wilde beginnen en hoe snel ze in de toekomst zouden gaan stijgen. Natuurlijk moest hij ook dit weer goed uitbalanceren, waarbij hij had geleerd van de fouten van de vorige keer. Destijds had hij zo ontzettend veel punten gestopt in alle magische fronten, dat de rest extreem was verwaarloosd. Hij had ontzettend veel geluk gehad dat hij al snel in de leer kon bij een machtige magiër. Bij hem had hij zijn verwaarloosde, maar noodzakelijke, statistieken tot acceptabel niveau weten te krijgen en zijn magische talenten tot extremen verhoogd.

Bij dit lichaam was hij echter verstandiger te werk gegaan. Hij had wederom de nadruk gelegd op de magie, maar had nu enkele takken extreem gespecialiseerd en andere soorten, die hij weinig zou gebruiken, genegeerd. De punten die hij nu over hield kon hij in lichamelijke kracht (waar ongeveer zeventienhonderd punten aan gewijd waren) en in allerlei ‘handigheidjes’ stoppen die hem nog van pas zouden komen (denk aan zaken als: lang adem inhouden, vermogen om te sluipen, kijken in het donker en nog honderden andere punten).
Nu hij klaar was met het lichaam kon hij niet wachten met het uitproberen ervan, maar er moesten nog enkele dingen gebeuren.

“Geestje? Ben je daar nog?”
Het wangestalte verscheen weer. Hij keek zo gekrenkt als mogelijk was met het weggerotte gezicht. De benaming ‘geestje’ beviel hem niet. Het wezen mocht dan geprogrammeerd zijn, gevoelens had hij wel (ook geprogrammeerd natuurlijk). Hij leek zelfs te vergeten vreselijk te ruiken.
“Is het werk gedaan, Heer?”
“Ja, het lichaam is voltooid. Ik wil verder gaan met de volgende stap.”
“Zo zal het geschieden,” en de geest zwaaide zijn linkerarm met een weids gebaar richting het lichaam, dat vervolgens verdween. Nu lag er in het midden van ronde ruimte een groot boek. De geest verdween en Thon liep naar het boek toe. Het was met zilver en goud beslagen, met een grote saffier in het midden. Hij sloeg de kaft, die een halve meter hoog was, en bijna net zo breed, om en las de eerste pagina. Er stond in grote, zwierige letters ‘Boek der Adviseurs’ met daaronder ‘Bevat de omschrijvingen van 362.330 adviseurs’.
Thon pakte enkele duizenden pagina’s en sloeg ze tegelijk om. Er leek geen logische volgorde in te zitten dus elke pagina was zo goed als de andere. Er stond steeds één adviseur op een pagina, met een realistische tekening van de adviseur, uiterlijke kenmerken, geschiedenis, taalgebruik, specialisatie, aantal andere gebruikers die hem gebruikten en eventuele belangrijke notities.

Vele uren lang sloeg hij pagina na pagina om. Deze waren flinterdun, maar toch niet doorschijnend. Hij zag gedrochten en schoonheden, reusachtige gestalten en wezens ter grootte van een vlo, dieren, mensen, geesten, wiskundige vormen en onmogelijke figuren. Uiteindelijk vond hij iets dat hem beviel. Hij las de naam en sloeg het boek dicht. Hij kon zijn gezicht moeilijk in de plooi houden terwijl hij opstond.

“Geestje, ben je daar nog?”
Het wezen verscheen weer even braaf als de vorige keren, duidelijk nog meer geërgerd dan de vorige keer.
“Heeft U gekozen, Heer?”
“Ja, dat heb ik.”
“Wat is de naam van de gekozen adviseur?”
“Soktur,” zei Thon en moest zijn lachen inhouden bij het zien van het gezicht van de geest. Thon had de geest onmiskenbaar gezien in het boek en aangezien hij niets kon vinden dat hem aansprak, kon hij er wel de humor van inzien deze adviseur te kiezen. Het verbaasde hem wel dat adviseurs ook beginprocedures konden uitvoeren.
De geest kon geen woord uitbrengen van frustratie. Boos verdween hij en liet Thon alleen achter, wachtend tot hij door zijn nieuwe meester opgeroepen zou worden.

=======
De tab-dingetjes zijn verbannen en vervangen door enters (sorry RealBizkit666 ) op aanraden van een aantal lezers.