Ziekenhuis

Jeugd kun je zien als iets gelukkigs. Het liefst vergeet men de 'mindere' dingen en zet de leuke op een rij. Op die manier wordt een fijne jeugd gecreëerd. Dat mijn jeugd niet geheel fijn is geweest moge duidelijk zijn. Deze column is echter niet bedoeld om jullie hiermede te vervelen. Mijn vader is recentelijk opgenomen in het ziekenhuis voor zijn 2e herseninfarct. Dat na een jaar afwezigheid in mijn leven. Vandaar dat ik dit van me af moest schrijven. En misschien ook daarom dat ik het plaats. Een weblogger schrijft veel over wat er in zijn leven gebeurt. En ook dit is een deel van mijn leven.


Telefoon, alarmbel meer. Verontrustende boodschap. Gehaaste stappen, autodeur.
Razende rit, hij leeft nog.
Wees snel of het is te laat. De woorden van de doktor spoken door mijn hoofd. Een jaar niet gezien. Eigenlijk nooit gekend. Wie was die man? Wou ik hem kennen? Krijg ik die kans nog?

Daar ligt hij dan. Man die angst inboezemde. Regeerde met ijzeren hand. Nu niet eens meer instaat om die hand op te tillen. Hoopje ellende, tranende ogen.

Misschien duurde het tien volle minuten. Ik stond daar en keek. Ik keek en keek nog eens. Niet wetende wat te zeggen. Niet wetende wat te doen. Mijn vader maar toch iemand die ik niet ken. Met trillende hand raak ik hem aan. Geen beweging en een zwak hallo. Waarom kijkt hij me niet aan? Ik ben er toch voor hem? Ik merk nu pas dat hij huilt. 'Jochem, Ik kom in een roelstoel.' Ik knik. De doktor komt binnen, geen gevaar, toestand stabiel. Opluchting maar geen afsluiting.

We gaan weer door...