In Memoriam: Prince Buster (1938-2016)

dekatophetspek

Gisteravond bereikte ons het treurige nieuws dat er weer een grote muzikale held was heengegaan. De Jamaicaanse ska-pionier Prince Buster was op 78-jarige leeftijd overleden in Florida. Prince Buster, die in het dagelijkse leven luisterde naar de naam Cecil Bustamente Campbell, was een muzikant, tekstschrijver en producer die van zeer grote invloed was op wat uit zou groeien tot de wereldberoemde reggae gemeenschap op Jamaica. Een goed moment dus om eens terug te blikken op het leven van deze melomane pionier.

Prince Buster
Prince Buster

De vroege jaren
Cecil Bustamente Campbell wordt op 24 mei 1938 geboren in Kingston, Jamaica. Als de jongen aan het begin van de jaren 40 naar zijn grootmoeder op het Jamaicaanse platteland wordt gestuurd komt hij voor het eerst in aanraking met muziek. Oma was een christen en nam haar kleinzoon elke zondag mee naar de kerk waar gospels werden gezongen. Als Cecil een aantal jaren later terugkeert naar de grote stad duurt het ook niet lang voordat de jonge Jamaicaan in zijn eerste rock-'n-roll bandje speelt en op mag treden in de in die tijd toonaangevende Glass Bucket Club in Kingston.

Nadat Campbell zijn school heeft verlaten komt hij in aanraking met de muziek van het sound system van Tom the Great Sebastian. Deze draaiden veel muziek van Amerikaanse rhythm 'n' blues artiesten en Campbell zou zich deze tijd herinneren als het moment waarop hij de muziek hoorde die hem zou inspireren om als muzikant de kost te gaan verdienen. Zo draaide het sound system van Tom the Great Sebastian platen van artiesten zoals The Clovers, de Griffin Brothers, Shirley & Lee en Fats Domino. Rond dezelfde tijd had de jonge Campbell ook al behoorlijk naam gemaakt als bokser en had daarbij de bijnaam Prince Buster gekregen van zijn aanhangers.

Als de muzikant in 1957 op zekere avond een gokspelletje speelt met de beruchte Jamaicaanse criminelen Noel Jorse Jaw en Mean Stick merkt Prince Buster dat laatstgenoemde niet tegen zijn verlies kan. Mean Stick trok een mes en beroofde Buster van al zijn geld. Toen deze echter een week later hoorde waar Mean Stick was dacht hij geen twee keer na, pakte een mes en besloot zijn geld terug te halen. Deze gebeurtenis werd van een afstand gadegeslagen door de Jamaicaanse topproducer Coxsone Dodd die wel respekt had voor een 19-jarige die het lef had om achter een stuk straattuig als Mean Stick aan te gaan.

Coxsone vroeg Buster of deze voor hem wou werken en daar had de jonge Buster wel oren naar. Buster werd bodyguard van Coxsone en had daarbij drie zaken waar hij op moest letten. Zo moest hij het geld innen bij de mensen die naar optredens van Coxsone kwamen, moest hij naar feestjes van andere sound systems (zoals die van Duke Reid) om zo te ontdekken welke platen zij draaiden en tenslotte als beschermer van hun eigen sound system. Buster was tenslotte een goeie bokser die wel raad wist met raddraaiers die een optreden van Coxsone kwamen verstoren.

Prince Buster en Cassius Clay
Prince Buster en Cassius Clay

De eerste eigen platen
In 1959 besluit Buster om het sound system van Coxsone te verlaten om zich te kunnen concentreren op een solocarriere. Buster wilde het liefst naar Amerika om daar zijn muzikale loopbaan voort te zetten maar kreeg daar geen toestemming voor. Nadat hij Coxsone heeft verlaten neemt Buster zijn eerste compositie 'Little Honey' op met Rico Rodriguez, Jah Jerry en Arkland Drumbago Parks. Ook opende Buster zijn platenwinkel Record Shack, als grote concurrent van de platenzaak van Duke Reid. Record Shack was een groot succes en Buster kon al snel verkassen naar een groter pand in Kingston, dat tevens kon dienen als het hoofdkwartier van zijn Voice Of The People sound system. Ook de platenlabels Olive Blossom, Wild Bells, Wild Flowers en Soulsville werkten vanuit dit pand.

In 1960 brengt Prince Buster de single 'Oh Carolina' uit van The Folks Brothers. Het liedje werd een grote hit en Buster begon naam te maken als een kwaliteitsproducer. Zo verschijnen er op zijn label Buster Wild Bells singles van Eric Morris, Bunnie & Skitter en Derrick Morgan. Veel van deze singles werden opgenomen met Busters Group, een gezelschap bestaande uit Arkland Parks, Cecil Bustamente Campbell, Dennis 'Ska' Campbell, Jah Jerry Haynes, Rico Rodriguez en Val Bennett.

London Calling
In de vroege jaren zestig begon de blue beat en ska muziek uit Jamaica ook populair te worden in het Verenigd Koninkrijk. Buster had een deal gemaakt met de Britse sound system en nachtclubeigenaar Count Suckle, die 5 Britse pond betaalde voor elke exclusieve opname van Buster. Op zekere dag stond een nogal geaggiteerde Suckle bij Buster voor de deur. Er was een label genaamd Blue Beat, waarop veel van de 'exclusieve' opnames van Buster waren uitgebracht. Klaarblijkelijk was er iemand met de muziek van Buster naar het label gegaan en had hun de rechten daarvan verkocht.

Buster nam contact op met Emile Shallit van Melodisc, het moederlabel van het platenlabel Blue Beat. Bij de daaropvolgende onderhandelingen wist Buster een deal te maken waarbij het label de exclusieve rechten kreeg over de muziek van Buster. Tot 1967 zou de muzikant zo'n 600 composities bij het label Blue Beat en het sublabel Dice Records uitbrengen.

De eerste single van Prince Buster
De eerste single van Prince Buster

Onafhankelijk
1962 was niet alleen het jaar waarin Jamaica een onafhankelijk land zou worden. Het was eveneens waarin de eerste vete zou losbarsten tussen een tweetal Jamaicaanse muzikanten, namelijk die van Prince Buster versus Derrick Morgan. In 1961 had Buster een nieuwe concurrent gekregen in de persoon van Leslie Kong, eigenaar van een platenlabel met artiesten zoals Jimmy Cliff, Toots Hibbert en Bobby Martell (Bob Marley). Toen Derrick Morgan besloot om Buster's label te verlaten en verder te gaan bij Kong voelde Buster zich verraden door zijn oude vriend. Uiteindelijk waren veel van de liedjes die Morgan uitbracht op het label van Kong geschreven door Morgan, Buster en Morris in de achtertuin van Shack Records.

Buster reageerde op 'het verraad' door het nummer 'Black Head Chinaman' uit te brengen waarin hij Morgan beschuldigde van het ontvreemden van zijn eigendom om deze vervolgens te kunnen verkopen aan een Chinees. Morgan nam als antwoord op de plaat het liedje 'Blazing Fire' waarna de muzikale oorlog pas echt zou beginnen. Later zou blijken dat Morgan en Buster goede vrienden van elkaar waren die de hele situatie alleen in stand hadden gehouden om zo aandacht in de pers te genereren en zo meer platen te verkopen.

Clement 'Coxsone' Dodd werkte in die tijd al regelmatig met Lee Perry en besloot in 1963 om eveneens via een plaat een duidelijke boodschap door te geven aan Prince Buster. Zo verschijnt op het label Rolando & Powie de single 'Prince Pharoah' van de op dat moment 14-jarige Delroy Wilson, waarin Buster werd vergeleken met de Egyptische onderdrukker.

Rond dezelfde tijd begon het duidelijk te worden voor Buster dat hij het moest afleggen tegen de rijzende populariteit van Coxsone. Waar laatstgenoemde in 1963 al een eigen opnamestudio had was Buster nog steeds afhankelijk van andere studios. In 1964 mag Prince Buster, samen met Jimmy Cliff, Millie Small, Blues Busters en Eric Morris, optreden op de Wereldtentoonstelling in New York. Hierbij worden de artiesten begeleid door de band van Byron Lee & The Dragonaires.

Prince Buster - Bonanza (1965)
Prince Buster - Bonanza (1965)

Rocksteady
Vanaf 1965 transformeerde de ska muziek naar een nieuwe stijl muziek die rocksteady werd genoemd. De muziek, waarbij vooral de drums en de basgitaar een dominerende rol speelden, was vooral populair bij de rebelerende jongeren die zichzelf Rudeboys noemden. Deze Rudeboys vormden dan ook vaak het onderwerp van de liedjes die verschenen in het genre.

Prince Buster was evenwel een uitgesproken tegenstander van de Rudeboys-cultuur en liet dat vooral weten in het liedje 'Judge Dread' waarin hij een Ethiopische rechter het straattuig voor honderden jaren de gevangenis insmeet. Het nummer wordt nog steeds als één van de meest anti-Rudeboys nummers aller tijden gezien. Het nummer kreeg ook nog vervolgen met de tracks 'The Barrister' en 'Judge Dread Dance The Pardon' die met dezelfde riddim werden opgenomen. In 1967 gaat Prince Buster ook samen met Lynn Taitt vier maanden op tournee in het Verenigd Koninkrijk. Tot zijn grote verrassing doet het liedje 'Al Capone' het erg goed in de Britse Top 100 en haalt de 20e plaats met een plaat die hij in 1965 al had uitgebracht.

Nadat de rocksteady hype was overgegaan in het meer populaire reggae verdween de muziek van Prince Buster langzaam uit zicht. Nadat de single 'Wreck A Pum Pum' van Prince Buster verscheen mocht de muziek van de Jamaicaan een tijd niet meer op de radio gedraaid worden.

Dubwise
Pas rond 1970 maakte Prince Buster een comeback. Waar de muzikant halverwege de jaren zestig nog zo'n 150 liedjes per jaar opnam was dat aantal rond 1970 gezakt naar zo'n 30 composities per jaar. Wel werkte Buster vanaf dat moment met grote namen als Jah Fender, Dennis Alcapone en Big Youth. Met laatstgenoemde artiest maakt Buster het succesvolle album Chi Chi Run in 1972 en heeft een cameorolletje als deejay in de populaire reggaefilm The Harder They Come.

Vanaf datzelfde jaar verschenen er met rap tempo een groot aantal fijne reggaeplaten op het Prince Buster label van artiesten zoals John Holt, Alton Ellis, Dennis Brown en The Heptones. Ook dook Buster dat jaar samen met Carlton Lee de studio in om één van de allereerste reggae dubalbums op te nemen. Tot op dat moment waren dubversies van reggaetracks alleen te vinden op de achterkant van singles. Daarna werd het lange tijd vrij stil rondom Prince Buster.

Prince Buster - She Was A Rough Rider (1968)
Prince Buster - She Was A Rough Rider (1968)

2 Tone
In 1979 brengt de Britse band The Specials een single uit met hun bewerking van het nummer 'Gangsters' van Prince Buster. De single zorgt voor een revival van de skamuziek en ook diverse liedjes van Prince Buster worden in een nieuw jasje uitgebracht. Zo brengt de band Madness de single 'One Step Beyond' uit en staan er op de eerste elpee van The Specials cover van 'Too Hot' en horen we ook onmiskenbare elementen van de tracks 'Judge Dread' ('Stupid Marriage') en 'Al Capone' ('Gangsters'). Ook sloten The Specials hun concerten steevast af met Buster's 'Enjoy Yourself'.

Pas vanaf het einde van de jaren tachtig begon Prince Buster weer met het geven van concerten, waarbij hij The Skatalites als begeleidingsband had. Met hulp van Gaz Mayall (de zoon van blueslegende John Mayall) volgden er tournees door Japan en het Verenigd Koninkrijk. Buster kreeg de smaak van het musiceren weer te pakken en nam in 1998 een nieuwe versie van het nummer 'Wine and Grine' uit 1965 op. Het liedje haalt de 30e plaats in de Britse hitlijsten en is ook te horen in een reclamespotje voor Levi's.

De laatste jaren
In 2001 ontvangt Buster de Order of Distinction van de Jamaicaanse overheid voor zijn bijdragen aan de muziek. De skalegende is vanaf dat moment regelmatig te gast op toonaangevende festivals. Zo is Prince Buster te zien op het Legends Of Ska festival in Toronto (2002), het Sierra Nevada World Music Festival (2003), het Boss Sounds Reggae Festival in Newcastle upon Tyne (2006), het 40e Montreux Jazz Festival in Zwitserland met the Delroy Williams Junction Band en op het UK Rhythm Festival (2007).

In de vroege uren van 8 september 2016 overleed de skapionier op 78-jarige leeftijd in een ziekenhuis in Miami in Florida. Prince Buster overleed aan de gevolgen van een aantal beroertes.