FOK!toen: De Grote Bieroorlog van Leeuwarden

dekatophetspek

Vandaag gaan we in FOK!toen maar liefst 529 jaar terug in de tijd. Het was namelijk op 25 juli 1487 dat de Friese hoofdstad het strijdtoneel was van een bloedige strijd tussen de Schieringers en Vetkopers. De reden? Er was op illegale wijze bier verkocht in de stad. In deze FOK!toen blikken we terug op wat later bekend zou gaan worden als de enige oorlog die op deze planeet zou worden uitgevochten wegens bier, ook wel bekend als het Leeuwarder Bieroproer.

De voorgaande tijd
Gedurende de 14e en 15e eeuw werd er nogal wat afgeknokt in het toenmalige Friesland en Groningen. Wat de exacte oorzaak was voor de twisten tussen de Cisterciënzers (de Schiere monniken) en Premonstratenzers (slachtveefokkers) is niet meer te achterhalen. Feit is dat de kloosters een grote rol speelden in het conflict. Deze hadden namelijk niet alleen grote geestelijke macht, maar ook economische en dus politieke macht. Vooral de hierboven al genoemde geestelijke kloosterordes van de Premonstratenzers en die van de Cisterciënzers vochten een enorme strijd uit om de macht en deze sloeg al snel over op de adel en de steden.

Volksdrank
Al sinds de oudheid kenden Germaanse volkeren, waartoe ook de Friezen behoren, maar één drank en dat was bier. Er bestond in die tijd nog geen waterleiding en ook van koffie of thee had men hier nog nooit gehoord. Wel dronken Friezen karnemelk maar deze was niet lang te bewaren en werd zodoende dan ook niet opgeslagen. Omdat de drank bij het productieproces werd verhit zater er minder bacteriën in dan in water en zodoende was bier in die jaren gezonder om te drinken. Een gemiddelde Fries dronk aan het einde van de middeleeuwen zo'n 300 liter van het gerstenat per jaar. Het bier dat thuis werd gebrouwen bevatte een zeer laag alcoholpercentage.

Nadat gedurende de middeleeuwen veel steden een omringende muur kregen kwamen er ook bakkers en brouwers. Vooral in steden waar zuiver water te vinden was ontstonden in die tijd grotere bierbrouwerijen. Zo was het bier uit Dokkum (de Bonifatiusbron) en Haarlem (water uit de duinen) erg populair in Friesland. Ook Leeuwarden kende in de 16e eeuw vele bierbrouwerijen. Ook niet zo vreemd als je beseft dat bij werkelijk elke gelegenheid bier werd gedronken. Baby geboren? Geboortebier. Doopdienst van de baby? Doopbier. Begravenis? Leedbier of troostbier.

Het bestand van 1483
In april 1483 kwam een verbond voor vier jaar tot stand tussen het Vetkopersgezinde Leeuwarden en Bolsward en het Schieringer Sneek en Sloten. Een belangrijke voorwaarde in het bestand was vrije handel inclusief de verkoop van bier in de stad Leeuwarden. Zowel Leeuwarden als haar brouwers ondervonden veel schade van deze regeling. Zo werd er minder lokaal bier verkocht en kon de stad geen belastingen innen over het bier dat van buiten de stad werd gehaald. Het was dan ook niet verrassend te noemen dat Leeuwarden het verbond in 1486 niet verlengde en bekendmaakte dat er vanaf dat moment geen 'vreemd bier' meer mocht worden geschonken in Leeuwarden. Veel kooplui en schippers, die hun handel zagen inzinken, waren daar op hun beurt weer niet blij mee.

In 1481 was men al begonnen met het verhogen van de stadsmuren en de aanleg van een nieuwe gracht in de stad. Aan de noordoostkant van de stad was echter nog geen muur of gracht te bekennen toen de spanningen in de stad hoog op begonnen te lopen in de zomer van 1487.

Een hete dag in juli
23 juli 1487 was een warme dag. Een tweetal Schieringer kooplieden van buiten de stad kwamen in Leeuwarden aan en gingen in het noordoosten van de stad op bezoek bij een herberg met een Schieringer kastelein. De mannen vroegen de herbergier om Haarlemmerbier en kregen beiden een glas van het gerstenat uit een vaatje dat in de winter de stad was binnengesmokkeld. Leeuwarden was echter geen grote stad en zo duurde het niet lang voordat andere bierbrouwers te horen kregen wat er in de Schieringer herberg was gebeurd en naar de herberg kwamen om antwoord te halen.

Terwijl een meute woest volk buiten stond te schreeuwen en schelden besloten de twee koopmannen om er vandoor te gaan. De mannen pakten hun spullen bij elkaar en sloegen op de vlucht naar het Amelandhuis van Pieter van Cammingha, een vooraanstaande Schieringer uit Leeuwarden. De Cammingha’s hadden veel geld en macht en waren een van de weinige families die zich een stenen woonhuis konden veroorloven. Er ontstond al snel een oploop van boze Leeuwarders voor de poorten van het Amerlandshuis en al snel ging het gerucht dat de Cammingha's betrokken waren bij de clandestiene bierhandel.

De vergeefse vredesmissie
Het verhaal dat Pieter van Cammingha door de Leeuwarder vetkopers werd belegerd ging als een lopend vuurtje door Friesland. Op zondag 24 juli 1487 staat er een leger van zo'n 8000 bewapende mannen klaar om de Vetkopersgezinde Leeuwarders een lesje te leren. Doedt Dekema, de moeder van Pieter, wou zien te voorkomen dat er wederom een bloedbad plaats zou vinden op Friese bodem en gaat samen met een andere vrouw naar Barrahûs ten noordwesten van Wirdum om daar in conclaaf te gaan met Worp Lieuwessoan Juckema, de olderman (bestuurder) van de Schieringers.

De Schieringer hoofdlieden laten aan de vrouwen weten dat ze de Leeuwarders geen haar op hun hoofd zullen krenken als het verbond van 1483 opnieuw van kracht zal zijn en de handelsbeperkingen, inclusief die van bier, weer overboord zullen worden gegooid. Met een document met de voorwaarden voor de vrede keren de vrouwen terug naar Leeuwarden. Het enige dat de stad hoeft te doen is er haar stadszegel op te drukken en ervoor te zorgen dat het vóór de middag weer bij het leger te Barrahûs terug is. De vrouwen hebben ook nog de boodschap meegekregen dat er verder niet te praten valt: 'Zo moet het en niet anders!'

De koppige Leeuwarders
Als de brief met voorwaarden wordt voorgelezen zijn de meningen nogal uiteenlopend. Zo is de Leeuwarder olderman Pieter Sibrantz Auckama wel te spreken over de gestelde eisen. Een groot aantal Leeuwarders is echter niet blij met de eisen en laten weten dat ze liever sterven in een oorlog dan dat ze toegeven aan de eisen van 'die smerige Schieringers'. Ook laten ze weten dat een ieder die zijn zegen aan de brief geeft een kopje kleiner zal worden gemaakt.

Als op de middag van 24 juli 1487 de brief nog niet terug is bij het Schieringse leger besluit Juckema dat het tijd is om de stronteigenwijze Leeuwarders een hardhandig lesje te leren. Op maandag 25 juli trekt het leger op naar Leeuwarden. Rond 15.00 uur begint de eerste aanval die op verrassende wijze door de Leeuwarders wordt afgeslagen. Ook de tweede aanval met nog meer manschappen heeft weinig resultaat. Bij de derde massale aanval van de Schieringers weten ze met veel geweld de verdedigingslinie van Leeuwarden te doorbreken. De Leeuwarders proberen zich nog terug te trekken maar worden massaal afgeslacht door de binnenvallende vijand.

De Schieringers lopen al plunderend en moordend door de stad die in een paar uur volledig leeggeroofd wordt. De weinige Leeuwarders die de strijd hebben weten te overleven worden afgevoerd naar Sneek of naar Schieringer stinzen. Van de twee kanonnen die de stad rijk was werd er één gesloopt en eentje meegenomen door het Schieringer leger. Worp Juckema kreeg gezag over de stad en zou daar nog jarenlang met ijzeren hand regeren. De strijd tussen de Schieringers en Vetkopers zou nog vele jaren duren.