FOK!filmblik: De Geschiedenis van Grindhouse

dekatophetspek

Het was gisteren op de kop af zeven jaar geleden dat het epische tweeluik Grindhouse in de bioscopen verscheen. Een mooie reden om ons eens te verdiepen in het begrip grindhouse. Een grindhouse was een soort bioscoop die je vooral in de Verenigde Staten aan kon treffen. In een grindhousebioscoop werden voornamelijk goedkope b-films geprogrammeerd en kon je bij een voorstelling meestal twee films verwachten.

Het idee voor de grindhouses ontstond aan het einde van de vijftiger jaren toen men ontdekte dat er in de grotere steden van Amerika vaak geen ruimte beschikbaar was voor een drive-inbioscoop. De drive-inbioscopen stonden er om bekend dat ze regelmatig de betere b-films programmeerden en aangezien er voor het genre ook in de grote steden veel belangstelling was, besloot om naar een oplossing te gaan zoeken. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog was er veel aandacht voor toneelstukken en zodoende schoten de kleinere theaters als paddenstoelen uit de grond. Gedurende de jaren vijftig was de interesse voor theater verminderd door de opkomst van de televisie. Veel van de kleinere theaters waren ook prima geschikt als filmhuis.

Grindhouse ads 1

Blaxploitation

Het succes van de grindhousetheaters liep synchroon met de opkomst van de exploitationfilm. Het exploitation-genre valt te verdelen in een achttal categorieën. De meest bekende is natuurlijk blaxploitation. In het genre, waaraan we in een recent verleden al meer aandacht besteedden, zien we een over de top benadering van de Afro-Amerikaanse cultuur, doorspekt met de welbekende vooroordelen zoals drugsgebruik, bendes en het nodige bijbehorende geweld. Met films als Shaft (1971), Coffy (1973), Foxy Brown (1974), Blacula (1972) en Blackenstein (1973) was het genre enorm populair bij de zwarte jongeren en zorgde voor de doorbraak van sterren als Fred Williamson, Richard Roundtree en Pam Grier.

Sweet Sweetback's Baadasssss Song

Na de opkomst in de zestiger jaren van Malcolm X en de Black Panthers kregen ook Afro-Amerikaanse filmmakers meer aandacht van de grote bazen in Hollywood. In 1971 verscheen Sweet Sweetback's Baadasssss Song van Melvin Van Peebles. De film wordt door velen beschouwd als de allereerste blaxploitationfilm met de welbekende elementen als hoeren, drugsgebruik, een anti-blanke houding en buitenproportioneel veel over de top cartoonesk geweld. Een ander aangenaam element van een blaxploitationfilm was de begeleidende soundtrack die meestal uit vette soul en funkmuziek bestond.

Seks

Grindhouse ads 2

Een andere eveneens zeer succesvol genre was sexploitation. Sexploitation was een genre waarin het beoefenen van de oudste beweging ter wereld belangrijker was dan de te volgen verhaallijn. Toch was een sexploitationfilm iets geheel anders dan een doorsnee pornofilm. Waar het in een pornofilm namelijk aankomt op zoveel mogelijk schaambeenbonken en de pruimen op sap zetten, zit er in een sexploitationfilm vaak een prima te volgen verhaal. Sexploitationfilms kenmerken zich vaak door sexy geklede vrouwen, veel blote borsten en het nodige nudisme. Geslachtsdelen en gemeenschap waren echter zaken die meestal niet in beeld werden gebracht. Daar mocht de kijker in het achterafzaaltje zijn fantasie over de loop laten gaan.

Een pionier in het genre was de uit New York afkomstige Doris Wishman. Wishman was een overtuigd nudiste en gebruikte dit ook als een thema in haar film Hideout in the Sun in 1961. Wishman zou daarna succesvolle grindhouseklassiekers uitbrengen zoals Nude on the Moon (1961), Bad Girls Go to Hell (1965), Double Agent 73 en Deadly Weapons (beiden uit 1974). De feministische natuurfilms van Wishman zouden later een grote inspiratiebron vormen voor filmmakers als Roger Corman, John Waters, John Carpenter en Quentin Tarantino.

Deadly Weapons

Een andere regisseur wiens werk regelmatig in de grindhouses werd vertoond was Don Edmonds. Edmonds regisseerde in zijn leven slechts acht films, maar wist in korte tijd een grote cultstatus te veroveren. Hij begon zijn loopbaan in de zestiger jaren als acteur in series zoals Green Acres, Petticoat Junction, The Munsters en Gidget. Vanaf de vroege jaren zeventig ging Edmonds zich richten op het maken van softpornofilms als Wild Honey (1972) en Tender Loving Care (1973). Edmonds' doorbraak in het grindhousecircuit kwam in 1975 met de film Ilsa: She Wolf of the SS. De film zette de standaard voor het sub-genre naziploitation, een genre waarbij het verhaal zich tijdens de Tweede Wereldoorlog afspeelt, vaak in een gevangenenkamp of gevangenis. In 1976 zou Edmonds ook het vervolg Ilsa, Harem Keeper of the Oil Sheiks regisseren. Edmonds zou in 1993 nog meewerken als uitvoerend producent aan de Tony Scott-film True Romance.

In 1959 maakte Russell Albion Meyer zijn allereerste seksfilm getiteld The Immoral Mr.Teas. De films van Russ Meyer waren vooral erg populair vanwege het grote gehalte aan actrices met enorme bossen hout voor de deur. Met The Immoral Mr.Teas verdiende Meyer meer dan een miljoen dollar en kon zo aan de slag met meer films. Vanaf het midden van de zestiger jaren maakt Meyer naam met films als Mudhoney (1965), Motorpsycho (1965), Faster, Pussycat! Kill! Kill! (1966), Vixen (1968), Beyond the Valley of the Dolls (1970), SuperVixens (1975) en Beneath the Valley of the Ultravixens (1979). Bij het uitkomen van die laatste titel was de videorecorder al gestaag in opmars, wat ook de doodsteek voor het grindhousecircuit zou zijn.

Bikers.

Een ander succesvol genre in de filmhuizen en theaters was de bikerfilm. Films met motorbendes, snelle motoren en lekkere babes waren al gewild sinds het verschijnen van The Wild One met Marlon Brando in 1953. Binnen het exploitationgenre mocht men graag inspringen op het succes van een film en zo ontstonden er na het grote succes van The Wild One allerlei klonen van de film zoals The Black Rider (1954), The Hot Angel (1958) en zelfs Elvis de pelvis ontkwam niet aan motorrijders in zijn film Roustabout (1964).  

The Wild Angels

In 1965 verscheen Russ Meyer's Motorpsycho, een film over een motorbende, geleid door een gestoorde Vietnamveteraan. Een jaar later verscheen bij American International Pictures (AIP) een film die het genre ook bij jongere kijkers populair zou gaan maken. The Wild Angels met Peter Fonda, Bruce Dern en Nancy Sinatra was een groot succes en kreeg zelfs een vervolg in 1967 getiteld Devil's Angels. Een andere succesvolle bikerfilm uit datzelfde jaar was The Glory Stompers met onder meer Dennis Hopper. Films met motorduivels sloegen goed aan bij het publiek en zodoende ontstond er een enorme wildgroei in het genre met allerlei uiteenlopende thema's. Zo waren er films met vrouwen (The Hellcats aka Biker Babes (1967), She-Devils on Wheels (1968), The Mini-Skirt Mob (1968), Sisters in Leather (1969), Angels' Wild Women (1972), homo's (The Pink Angels (1971), politieagenten (Electra Glide in Blue (1973), negers (The Black Angels (1970), The Black Six (1974) en bovennatuurlijke wezens (Werewolves on Wheels (1971) en Blood Freak (1972).

De meest bekende bikerfilm was echter een antwoord op al die gewelddadige motorfilms. Easy Rider van Dennis Hopper was eigenlijk een roadmovie, maar de avonturen van Wyatt (Peter Fonda) en Billy (Dennis Hopper) waren een groot succes in het grindhousecircuit. Easy Rider zette een standaard voor zowel roadmovies als bikerfilms en wordt zeer terecht door velen nog steeds als een mijlpaal in de filmgeschiedenis bekeken.

Hell's Angels (1930)

De meest verfilmde motorclub is zonder enige twijfel de Hells Angels Motorcycle Club. De club werd opgericht in 1948 in San Bernardino, in de Amerikaanse staat Californië en bestond voornamelijk uit voormalige militairen die zich, getekend door hun oorlogstrauma's, afkeerden van de maatschappij. De Hell's Angels vernoemden zich naar de gelijknamige film van Howard Hughes uit 1930. In de film zien we het dramatische verhaal van twee broers die de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog meemaken. De excentrieke Hughes maakte Hell's Angels voor het ongekende budget van 4 miljoen dollar en deed zelf een aantal van de gevaarlijkste stunts in de film, omdat er niemand anders was die dat aandurfde. Hoe deze, voor die tijd epische film tot stand kwam is te zien in de biografische film The Aviator. Vanaf het midden van de zestiger jaren kwamen de Hell's Angels regelmatig in het nieuws. Ook verscheen in 1966 het boek Hell's Angels: The Strange and Terrible Saga of the Outlaw Motorcycle Gangs van Hunter S. Thompson (Fear and Loathing in Las Vegas, The Rum Diary) waarin de schrijver het leven in zo'n motorbende beschreef.

Sinds het midden van de zestiger jaren speelde de beruchte motorbende regelmatig de hoofdrol in allerlei films. Zo zagen we de Hell's Angels opduiken in films als The Wild Angels (1966), Hells Angels on Wheels (1967), Angels from Hell (1968), Hell's Angels '69 (1969), Naked Angels (1969), Angels Die Hard (1970), Nam's Angels (1970), Angels Hard as They Come (1971) en Bury Me an Angel (1972). Laatstgenoemde titel was de allereerste bikerfilm die door een vrouw werd geregisseerd.

Un Chien Andalou

Splatter

Bij de oorsprong van de splatterfilm zullen velen aan Psycho van Hitchcock denken. Voor de allereerste splatterfilm moeten we echter terug naar het jaar 1929. In dat verscheen de film Un Chien Andalou van Luis Buñuel, gebaseerd op een scenario van niemand minder dan de excentrieke Spaanse kunstenaar Salvador Dali. Het 17 minuten durende filmpje laat zich bekijken als een surrealistische nachtmerrie waarin onder meer een oogbal wordt doorgesneden met een mes, handen waar mieren uit komen kruipen en rottende ezellijken. Een visionair die zijn tijd ver vooruit was en door het geschokte kijkerspubliek meestal niet begrepen werd.

1929 was ook het jaar dat de splatterpionier Herschell Gordon Lewis werd geboren. Lewis begon zijn filmloopbaan met onschuldige erotiek als Living Venus (1961) en Goldilocks and the Three Bares (1963), maar maakte pas echt naam toen zijn horrorklassieker Blood Feast verscheen in 1963. Blood Feast was het eerste deel van wat de fans omschrijven als The Blood Trilogy (samen met Two Thousand Maniacs! (1964) en Color Me Blood Red (1965) en voegde een nieuwe dimensie toe aan het genre horror. De voor die tijd extreem bloederige film werd gemaakt voor een budget van slechts 24.500 dollar en zou uiteindelijk zo'n 4 miljoen dollar opbrengen.

Na het succes van zowel Hitchcock's Psycho als de films uit de Britse Hammerstudio was het bioscooppubliek al gewend geraakt aan griezelfilms, al waren de films uit de begintijd erg braaf vergeleken bij hun latere soortgenoten. Pas aan het einde van de zestiger jaren zou het expliciet gewelddadige genre populair worden bij een groot publiek. Films zoals Bonnie and Clyde (1967), The Wild Bunch (1969) en Soldier Blue (1970) waren grote publiekstrekkers in de grindhousebioscopen. Terwijl Hollywood nog huiverde, lieten de mensen merken dat ze welzeker interesse hadden voor taboedoorbrekende thema's in films in plaats van romantische meuk en dansende musicalsterren.

Grindhouse ads 3

Shock exploitation

Een minstens even succesvol genre in de grindhousebioscopen was de shockfilm. In shockfilms ging het maar om één ding: het shockeren van de kijker met zo goor mogelijke beelden in een realistische setting. Incest, verkrachting, expliciet geweld, het waren stuk voor stuk ingredienten voor een geslaagde shockfilm. Toen aan het einde van de zestiger jaren de bende van Charles Manson achter de tralies verdween en hun gruwelijke verhaal bekend werd was dit ook een inspiratiebron voor een aantal filmmakers. Een film die door velen als één van de eerste shockfilms wordt gezien, is het debuut van Wes Craven. Het verhaal van Last House on the Left was losjes gebaseerd op het verhaal van de Manson family en liet zien hoe bloederig een mens wraak kan nemen in de juiste omstandigheden. Aangezien de commerciële filmhuizen zich niet durfden te wagen aan dit soort films sponnen de grindhousetheaters er garen bij.

Shock exploitation kende ook een aantal sub-genres. Het meest bekende sub-genre is de zogenaamde mondofilm oftewel de shockumentary. Shockumentary's waren documentaires over spraakmakende onderwerpen. Het filmgenre ontstond al aan het einde van de vijftiger jaren met films als European Nights (1959) en World by Night (1960), maar werd pas echt bekend toen de film Mondo Cane van Paolo Cavara, Gualtiero Jacopetti en Franco Prosperi in 1962 verscheen. In de documentaire vergeleken de filmmakers de divers buitenlandse culturen met die van de westerse maatschappij en kreeg het vooral in politiek correcte kringen veel kritiek. Desondanks was de film een groot succes en zette de standaard voor een reeks spraakmakende films. Van het drietal achter Mondo Cane verscheen later nog La Donna Nel Mondo (Women of the World) Jacopetti en Prosperi gingen daarna samen verder en maakten nog meer schokkende documentaires zoals Mondo Cane 2 in 1963, Africa Addio in 1966 en de pseudo-documentaire Addio Zio Tom (Goodbye Uncle Tom) uit 1971. De liefhebbers smulden ervan. Gedurende de jaren zestig en zeventig verschenen er ook films als Mondo Trasho, Mondo Weirdo: A Trip to Paranoia Paradise, Mondo Keyhole en Mondo Brutale, maar afgezien van het woord Mondo in de titel hadden deze films niks met het genre uit te staan.

Zombies

Een zonder enige twijfel heel erg veel vertoonde grindhousefilm was de zombie-klassieker Night of the Living Dead van George A. Romero. Het begrip zombies is natuurlijk al net zo oud als de uitvinding van het bewegende beeld, maar sinds het verschijnen van de epische rolprent van Romero was de zombie niet langer een slaapwandelende zoutzak, maar een hersensvretende ondode met onstilbare honger, die alleen uitgeschakeld kon worden door het scheiden van hersens en lichaam.

De afgelopen week overleden filmcriticus Roger Ebert had het volgende over Night of the Living Dead te zeggen: "The kids in the audience were stunned. There was almost complete silence. The movie had stopped being delightfully scary about halfway through, and had become unexpectedly terrifying. There was a little girl across the aisle from me, maybe nine years old, who was sitting very still in her seat and crying." Romero's cultklassieker was meer dan alleen maar een griezelfilm. Met de zombiefilm uitte de uit Pittsburgh afkomstige regisseur het kudde- en consumptiegedrag van de Amerikaanse maatschappij in die tijd en gaf zo de films een herkenbaar karakter.

Tombs of the Blind Dead

Vooral in Spanje en Italië was de film een inspiratiebron voor veel filmmakers. Zo zagen we vanaf het begin van de zeventiger jaren smakelijke zombiefilms als Amando de Ossorio's Tombs of the Blind Dead (1971), Return of the Blind Dead (1973) en The Ghost Galleon (1974), Mario Bava's Baron Blood (1972), Bob Clark's epische Children Shouldn't Play with Dead Things (1972), David Cronenberg's Rabid (1977), Ken Wiederhorn's Shock Waves (1977) en Lucio Fulci's meesterwerk Zombi 2 (1979). De meeste van de hierbovenstaande titels zouden nog jarenlang in het grindhousecircuit te zien zijn.

Het einde van de grindhousetheaters

Betamax

Aan het einde van de jaren zeventig kwam de videorecorder in opmars. Mensen waren niet langer meer afhankelijk van het aanbod van de diverse filmhuizen en konden vanaf dat moment zelf beslissen welke film ze in hun eigen huis wilden bekijken. Het was echter de doodsteek voor de obscure grindhousetheaters. Het genre grindhouse verplaatste zich naar de videoconsument, die zich vanaf de jaren tachtig kon vergapen aan extreem ranzige Italiaanse splatterfilms, post-apocalyptische actiefilms als Mad Max (en alle daarop volgende klonen), absurde rariteiten van filmmakers als John Waters en nog veel meer bijzondere cineastische pareltjes.

Dat de grindhousefilm nog steeds populair is blijkt wel uit de talloze heruitgaves van de meest obscure titels die je maar kan bedenken zoals The Living Dead at Manchester Morgue (1974), School of the Holy Beast (1974), The Northville Cemetary Massacre (1976) en nog vele anderen. Dat het genre tot de dag van vandaag nog steeds niet aan roem heeft afgedaan zien we aan het succes van films als Iron Sky, Machete, de Ghost Rider-films en de films van Rob Zombie.