[Special] Het verdriet van Limburg

Bram (Chiel-Montagne)

Langs de kronkelende wegen van de wielergeschiedenis zijn talrijke euforische momenten, maar ook stille momenten gezaaid. Donkere en heldere beelden wisselen elkaar in het cyclisme regelmatig af. Duistere combines, fatale malheur, maar ook succesvolle triomftochten tegen de elementen passeren de revue. Aan elk wielermonument kleven talrijke anekdotes. Zo ook aan de allereerste editie van de Amstel Gold Race, op 30 april 1966.

Vaak zijn buitengewone prestaties de sleutel tot succes. De indrukwekkende tempoversnellingen van Fabian Cancellara van de laatste weken zijn daar het lichtende voorbeeld van. Maar heroïsche acties leiden niet altijd tot vreugde. In de eerste editie van de Amstel Gold Race leidde een heroïsche inhaalactie juist tot buitengewoon veel verdriet. Het verhaal van de locomotief die enkele meters voor het eindstation abrupt tot stilstand kwam.

Krak, krak, krak. Plots trapte Jan Hugens in volle sprint voor nop. Weg ketting, weg zeker lijkende zege. Slechts een schamele 150 meter scheidde de Limburger van een absolute heldenstatus in zijn achtertuin, maar brute malheur stak daar een stokje voor. De Limburgse locomotief, een bijnaam die hij ontleende aan het feit dat hij een gepatenteerd tijdrijder was (bij de amateurs verloor hij zelfs nooit een chronoproef), werd in gewonnen positie voorbij gesneld door winnaar Jean Stablinski en Benard Vandekerckhove. "Natuurlijk ben je verdrietig als je op die manier geklopt wordt. Want ik was die dag de beste man in koers", aldus Hugens.

Iets dat volmondig werd onderstreept door de nummer twee, de Belg Vandekerckhove. "Jan verdiende te winnen. Geen twijfel mogelijk! Wie in de finale in zijn eentje een gat van twee minuten - want zo groot was het verschil wel - dicht rijdt, is wel heel sterk. Toen Hugens dan ook voor de sprint aanzette, wisten Stablinski en ik dat er geen houden meer aan was. Jean zat in tweede positie, ik kwam daarachter. Ja, en op dat moment ging er iets verkeerd, he. Met Hugens zijn versnellingsapparaat, of was het zijn ketting?"

Hoe dan ook, het mechanische defect leidde tot een dramatische ontknoping van de vuurdoop van de Nederlandse klassieker. Waar iedereen bij een dergelijk technisch malheur zou spreken over stom toeval, repte Hugens liever over brute pech. "Ik geloof echt dat ik als coureur geboren was voor de pech. Ik ben akkoor: geklopt is geklopt, maar zo meneer, het was on-ge-lo-fe-lijk. Ik moet er elk jaar weer aan denken. Een ketting die eraf liep. Alles geblokkeerd. En terwijl ik de benen stil moest houden, schoten Stablinski en Vandekerckhove me voorbij. Weg was de zege, voor eigen volk nog wel en op amper 150 meter van de finish."

Jan Hugens in tranen
Jan Hugens in tranen na afloop van de Gold Race van 1966.


Een bittere pil voor Hugens. De tempobeul kon namelijk eindelijk voor eigen kans rijden, aangezien zijn kopman Jacques Anquetil er vroegtijdig de brui aan had gegeven. De Franse legende zelf vond de vuurdoop van de Hollandse koers, die voor de eerste maal op Koninginnedag werd gehouden, namelijk niet zo inspirerend. Niet in de laatste plaats omdat onderweg bleek dat de werkelijke afstand van de koers langer bleek te zijn dan in eerste instantie gepland was. De race werd een monstertocht van 302 kilometer, waar oorspronkelijk 270 kilometer in het koersboekje stond. Koersdirecteur Herman Krott had er namelijk geen rekening mee gehouden dat veel dorpskernen vanwege allerlei oranje-activiteiten waren afgesloten. Zodoende moest de wedstrijd herhaaldelijk worden omgeleid, waardoor de wedstrijd maar langer en langer werd. Nog voordat de finish was bereikt, waren er al meer dan 300 kilometer verreden. Anquetil was woedend. Hij had namelijk een contract voor 270 kilometer ("hier had de finish moeten zijn") en reed geen meter meer. Twee dagen later stond immers alweer de Ardennenklassieker Luik-Bastenaken-Luik op het programma.

"Ik was zo gemotiveerd, zo in vorm", vertelt de gepensioneerde betonijzervlechter. "Toen we nog zo'n zestig kilometer van de streep waren, reden we met een man of 11 vooraan. Stablinski en Vandekerckhove, mijn ploegmaten bij Ford-Hutchinson, kropen er net tussenuit op het moment dat ik het tempo bepaalde. Met Peter Post in m'n wiel kon ik natuurlijk niets beginnen: het zou me niet in dank worden afgenomen als ik een concurrent zou terugbrengen. Gelukkig zag Raymond Louviot, mijn ploegleider, dat ik heel sterk was. 'Je mag van mij naar Jean en Bernard fietsen, als je maar niemand op sleeptouw neemt', riep hij me toe. Op de eerste de beste steile helling ben ik vertrokken."

Het was het startsein voor een indrukwekkende solo van maar liefst veertig kilometer. Vooraan werd namelijk niet gewacht. Stablinski en Vandekerckhove hoorden wel dat hun Nederlandse ploegmakker jacht op hen maakte, maar wachtten niet. "Ze durfden echter niet op me te wachten, bang dat de rest ook weer zou terugkeren. Mijn achterstand? Daar had ik geen idee van. 45 seconden, een minuut misschien. Ik gaf alles en met misschien nog een kilometer of vier, vijf van de aankomst in Meerssen sloot ik aan. Het zou een sprint worden van drie coureurs uit dezelfde ploeg."

De Hoensbroekenaar bleek, ondanks zijn inspanning, nog het frist. Terwijl hij versnelde, moesten de andere twee passen. Hij nam enkele fietslengtes voorsprong. Hugens schakelde, om de zege binnen te hengelen. Dat werd hem noodlottig. De ketting vloog over het tandwielkransje van het achterwiel en sloeg ogenblikkelijk vast in de ruimte tussen de kleinste en de achtervork. Wat de ongelukkige Limburger ook probeerde, hij kreeg er geen beweging meer in. Met 'geblokkeerde benen' liet hij zich uitbollen naar de witte kalklijn. Stablinski passeerde hem eerst, daarna Vandekerckhove.

Stablinski wint de spurt
Jean Stablinski wint de eerste editie van de Amstel Gold Race, voor zijn ploeggenoot Bernard Vandekerckhove.

 

"Ik kon wel janken om zo veel malheur. Tijdens de koers schakelde ik wel 40 keer naar de 13, zonder dat er iets haperde. Hoe 't kwam, God mag het weten. Dit was zuivere tegenslag. Een week later bevond ik me in de kopgroep van een wedstrijd in Munsterbilzen. Het werd opnieuw sprinten. Ik gooide 'm op de 13: geen centje pijn, en won", aldus Hugens.

Hoewel het ophalen van de herinnering aan 1966 af en toe nog pijn doet, is de ergste frustratie bij de Limburger nu wel verdwenen. "Ach, het heeft zo moeten zijn. Pech en tegenslag achtervolgden me dikwijls. Mijn vader vond het al niets dat ik wilde koersen. Hij werd soms zo kwaad dat hij alles om zich heen kapot sloeg. Ik denk dat hij wel 14 fietsen van me heeft gesloopt."

Hugens was dan ook geboren voor het ongeluk. Zo herinnerde hij zich nog een opvallende tegenslag uit 1965."Mijn specialiteit was tijdrijden. Dat kaar deed ik met Arie den Hartog mee aan de Trofeo Baracchi. Arie had net Milaan-Sanremo gewonnen, we konden eigenlijk niet verliezen. Totdat duidelijk werd dat hij me nauwelijks kon volgen. Arie had zich na Milaan-Sanremo niet meer zo goed verzorgd en ik kon al het werk opknappen. Dergelijke dingen kwam ik altijd tegen gedurende mijn carrière. Daarom ben ik nooit een topper geworden als Jan Janssen."

Toch was het niet enkel pech dat ervoor zorgde dat hij zijn talent niet ten volste benutte. "Ik wil niet opscheppen, maar Jan Janssen was niet beter dan ik. Ik was beter dan Jan als amateur. Maar Jan is er gekomen en ik niet. Hij heeft zich bij een mindere ploeg als Pelforth kunnen ontwikkelen. Ik zat gelijk in een ploeg met Anquetil, Altig, Simpson, Wolfshohl, noem maar op. Allemaal goede renners en ik kon geen kant op." Door zijn knechtenrol kon hij, naar eigen zeggen, dan ook nooit zijn volle potentie benutten. "Als ik een ronde reed, dan reed ik er twee door al het werk dat ik voor de kopmannen moest doen." Zelfs in de tijdritten moest Jan Hugens zich inhouden om zijn krachten te sparen voor de bijstand die hij in de gewone etappes moest verlenen aan de kopmannen.

Vandaar dat hij ook graag de eerste editie van de Amstel Gold Race aan zijn palmares had willen toevoegen. Helaas werd hij in volle finale aangetikt door het pechvogeltje.