FOK!toen: 01-02-1953 de Watersnoodramp

4. (Inter)nationale hulp

Nadat zendamateurs vanuit het rampgebied contact hadden weten te maken met mensen buiten het rampgebied en informatie over de ernst van de situatie doorgaven begon de overheid zich een beeld te vormen van de ramp. De eerste verslagen waren op Hilversum 1 en 2 te horen en vanaf dat moment zat men in Nederland aan de radio gekluisterd om het nieuws te volgen.

Professionele hulp begon langzaam op gang te komen. Duizenden militairen werden opgeroepen en haasten zich met spoed van huis naar hun onderdelen om zich van daaruit met voer- en vaartuigen naar de getroffen gebieden te verplaatsen. Door gebrekkige informatie over de situatie ter plekke kon men in de laatste uren van 1 februari, op een enkele reddingsactie na, niet veel meer doen dan langs het getroffen gebied beginnen met herstellen of versterken van dijken met zandzakken. Mariniers die vanuit hun kazerne in Rotterdam naar het rampgebied waren vertrokken hebben op 1 februari een aantal levens weten te redden. Dit m.b.v. bootjes, maar ook zwemmend. Er zijn boven het rampgebied bootjes afgeworpen door vliegtuigen van de Marine Luchtvaart Dienst. De Luchtmacht voerde zo'n 15 verkenningsvluchten uit. Verdere hulp van de overheid of van organisaties als het Rode Kruis kon op 1 februari ook alleen aan de rand van het rampgebied geboden worden. Dit betrof dan vooral opvang van vluchtelingen. Mensen in het rampgebied waren verder nog op zichzelf aangewezen.

 

Franse en Nederlandse militairen leggen zandzakken (Foto: ANP)
Franse en Nederlandse militairen leggen zandzakken (Foto: ANP)

In het rampgebied waren bewoners al uren met man en macht aan het werk om mensen en vee van de verdrinkingsdood te redden. Met roeibootjes werden heel wat mensen van zolders en daken gered. Ook uit menig boom werden mensen geplukt. Vee bracht men, indien mogelijk, naar hoger gelegen gebieden zoals dijken. Desnoods zwemmend achter een roeiboot aan. Vissers uit Zeeland en Zuid-Holland voeren met hun vissersschepen door de gaten in de dijken heen om te redden wat er te redden viel. 

Ook vissers uit bijvoorbeeld Urk zetten met hun complete vloot koers naar de getroffen gebieden om te helpen bij het redden van mens en dier.

Maandag 2 februari
Het nieuws van de ramp was nu ook in het buitenland doorgedrongen. Frankrijk stuurde direct genietroepen naar Nederland. Ook Duitsland, België, Groot-Brittannië, Zwitserland, Canada, Noorwegen en de Verenigde Staten stuurden meteen troepen en/of materiaal. Dit vaak in de vorm van vaartuigen, vliegtuigen, amfibievoertuigen en, toen redelijk nieuw, helikopters. Hulpgoederen werden met vliegtuigen afgeworpen boven geïsoleerde dorpen. Men begon met helikopters mensen van daken en uit bomen te redden. Bootjes en amfibievoertuigen voeren mondjesmaat door de dorpen om mensen uit hun huizen te halen. Tevens bewezen helikopters uitstekende diensten tijdens het verkennen van de ondergelopen gebieden en het zo in kaart brengen van de locaties van te redden mensen en de schade aan dijken.

Een vergeten eiland
Van het eiland Schouwen-Duiveland heeft de buitenwereld lange tijd niet geweten hoe erg het was. Pas maandagmiddag 2 februari vloog het eerste verkenningsvliegtuig over het eiland. Veel mensen verkeerden er nog steeds in hachelijke situaties. Dat was ook het geval op Goeree-Overflakkee. Veel bewoners van de beide eilanden gingen die avond in of op geïsoleerde huizen, kerken, boerderijen hun derde nacht en daarmee vijfde vloed tegemoet.

Dinsdag 3 februari
Deze dag kwam de redding pas echt goed op gang. Hulpverleners kwamen op honderden schepen het rampgebied binnen. Mensen werden uit hun benarde posities bevrijd en in veiligheid gebracht. Een zeilvereniging uit Doesburg wist deze dag meer dan 250 mensen te redden. De grootste nood was dinsdagavond voorbij. Er zaten her en der nog wel mensen geïsoleerd maar er vielen geen slachtoffers meer. Het Rode Kruis startte een inzamelingsactie voor kleding, schoenen, bedden, dekens, enzovoorts. Aan de oproep om spullen werd zo massaal gehoor gegeven dat er al snel veel meer materiaal beschikbaar was dan direct nodig was. Vanaf dit moment werd er volop ingezet op het dichten van de gaten in de dijken. 

Gered door helikopter (Foto: Koninklijke Bibliotheek)
Gered door helikopter (Foto: Koninklijke Bibliotheek)

Buiten het rampgebied waren opvanglocaties ingericht voor de vluchtelingen. In bijvoorbeeld Ahoy in Rotterdam werden duizenden vluchtelingen tijdelijk opgevangen. Een vleugel van paleis het Loo diende als opvang voor bejaarden uit het rampgebied. Vluchtelingen kregen in deze centra hulp van het leden van het Vrouwenhulpkorps, padvind(st)ers, scholieren, artsen en verpleegkundigen die uit het hele land afkomstig waren. 

Na een kort verblijf in een opvangcentrum werden de vluchtelingen verdeeld over gastgezinnen in het hele land. Ook hier was het aanbod zo groot dat de inschrijving hiervoor stop werd gezet. 

In totaal werden er meer dan 100.000 inwoners van de rampgebieden tijdelijk elders ondergebracht.

Hulpgoederen
Landen over de hele wereld stuurden hulpgoederen naar de getroffen gebieden. Argentinië zond 680 dekens en 500 lakens, uit Duitsland kwamen 1.200 rubber laarzen, Scandinavische landen stuurden sponzen en honderden houten prefabwoningen, Engeland schonk snoepgoed, uit Griekenland kwam een vliegtuig met levensmiddelen, waaronder 45 kisten krenten, India zond 5 ton jute zakken, uit Italië kwam een trein met 1.000.000 zandzakken, de Nederlandse Antillen gaven 300 zaklantaarns, Nigeria zond 500 dekens, Zwitserland schonk 2.000 paar sokken, en nog veel meer. Een eindeloze stoom goederen kwam Nederland binnen. Het Rode Kruis zorgde voor de distributie. Door de goede organisatie was de enorme voorraad hulpgoederen binnen vier maanden verwerkt en uitgereikt. Het was echter zo enorm veel dat een deel niet benodigd was en later is verscheept naar rampgebieden elders op de wereld. 

Ook IJsland hielp. Zij deden dit door elke verkochte postzegel 25 aurar duurder te maken. 

Postzegels Hollandshjalp
Postzegels Hollandshjalp