[F1 Historie] Juan Manuel Fangio, één van de beste ooit

Dit jaar verschijnt tijdens elk grandprixweekend een Formule 1-special op FOK!sport. Zo lees je niet alleen het laatste F1-nieuws, maar nemen we je ook mee terug in de rijke geschiedenis van de hoogste raceklasse. Dit weekend kijken we terug op het leven van één van de grootste coureurs aller tijden in de Formule 1, Juan Manuel Fangio.

Fangio werd geboren op 24 juni 1911 in het Argentijnse Balcarce. Al op jonge leeftijd ontwikkelde Fangio een liefde voor auto's en de autosport. Op dertienjarige leeftijd stopte hij met school om te gaan werken als leerlingmonteur in een garage. Drie jaar later ging hij als volwaardig monteur aan de slag in de garage. Op zijn 21ste moest de jonge Argentijn in dienst. Op de kazerne viel zijn uitstekende rijstijl op bij de officier, die stelde hem dan ook direct aan als zijn persoonlijke chauffeur.

In 1933, toen de militaire dienst erop zat, keerde Fangio terug naar Balcarce. Hij had zijn zinnen gezet op een carrière als profvoetballer. Zover kwam het echter niet. Op advies van zijn teamgenoten begon hij samen met een vriend met het bouwen van een eigen auto. De ouders van Fangio stelden een deel van het huis beschikbaar waar de mannen aan de gang konden. In 1934 racete El Maestro zijn eerste race ooit. Dat deed hij in de mede door hem zelf herbouwde Ford Model A. Vanaf dat moment bleef hij lange afstandsraces rijden in Argentinië. In 1940 en 1941 werd hij ook Argentijns kampioen.

Door de Tweede Wereldoorlog kwam Fangio pas in 1948 naar Europa om te racen. Dat jaar kwam hij gesteund door de Argentijnse regering aan de start van de Franse Grand Prix in Reims. Hij behaalde een elfde startplaats maar viel uit tijdens de race. In 1949 stond Fangio aan de start van meer grand prixs. Zijn eerste wedstrijd van 1949 in San Remo zette hij helemaal naar zijn hand in de Maserati. Met meer dan een minuut voorsprong declasseerde hij het veld. Van de volgende zes races wist de Argentijn er vier te winnen.

Juan Manuel Fangio in 1952. (WikiCommons/PD-AR Photo)
Juan Manuel Fangio in 1952. (WikiCommons/PD-AR Photo)

In 1950 werd er voor het eerst officieel geracet om de wereldtitel in de Formule 1. Fangio kwam dat jaar uit voor Alfa Romeo. Samen met Giuseppe Farina en Luigi Fagioli vormde hij het racende hart van het team. Het seizoen bestond uit zeven races. Zes daarvan vonden in Europa plaats en de zevende was de Indianapolis 500. Voor de race op de oval in Indiana reisde vrijwel geen enkele van de Europese coureurs en teams af naar de Verenigde Staten. Van de zeven wedstrijden telden alleen de vier beste resultaten voor de titelstrijd. De top vijf verdiende punten (8, 6, 4, 3 en 2). En de snelste raceronde leverde ook een punt op.

De strijd ging tussen Fangio en zijn teamgenoten. Bij de start van de laatste wedstrijd van het seizoen, de Grand Prix van Italië waren de drie coureurs aan elkaar gewaagd. El Maestro had met drie overwinningen en twee snelste rondes 26 punten. Concurrenten Fagioli en Farina hadden er respectievelijk 24 en 22 punten. Op het circuit van Monza mocht Fangio vanaf pole beginnen en tijdens de race zette hij ook nog de snelste raceronde neer. Maar door een probleem met de versnellingen moest hij opgeven. Farina won de race en werd zo wereldkampioen voor Fangio.

In 1951 werd het WK verreden over acht races en verder bleven de regels hetzelfde. Ferrari wist de achterstand die het had ten opzichte van de Alfa's te dichten waardoor een spannende strijd ontstond. Deze keer wist de Argentijn echter wel de laatste race winnen waardoor hij Alberto Ascari in zijn Ferrari voorbleef in de titelstrijd. Hierdoor pakte Fangio zijn eerste wereldtitel in de Formule 1.

Door regelaanpassingen trok Alfa Romeo zich terug voor het WK in 1952 waardoor Fangio zonder team zat. Hij richtte zich dat seizoen op wedstrijden in Groot-Brittannië. Voor Maserati nam hij nog wel deel aan een wedstrijd die niet voor het WK telde. Door problemen met een overstap kwam hij pas een half uur voor de wedstrijd dodelijk vermoeid aan in Monza. Fangio startte achteraan het veld. Al in de tweede ronde ging het mis, El Maestro raakte van de baan en toen de Maserati over de kop vloog, werd de Argentijn uit de auto gelanceerd. Hij liep hierbij diverse blessures op waaronder een gebroken nek. Hij moest de rest van het jaar hiervan herstellen in zijn thuisland.

Voor het seizoen van 1953 kwam hij weer volledig hersteld en fit terug naar Europa. Het seizoen dat negen races telde werd gedomineerd door Ferrari, ze wonnen maar liefst zeven races dat jaar. Maar Fangio wist in zijn Maserati nog wel beslag te leggen op de tweede plaats van het WK. Met een overwinning in de laatste grand prix op het circuit van Monza moest hij alleen Ascari voorlaten in de eindstand.

Alberto Ascari in achtervolging op Juan Manuel Fangio tijdens de grand prix van Italië in 1954. (WikiCommons/Cancellieri/de Agostini)
Alberto Ascari in achtervolging op Juan Manuel Fangio tijdens de grand prix van Italië in 1954. (WikiCommons/Cancellieri/de Agostini)

In 1954 startte Fangio het seizoen in de Maserati. Met die auto won hij zijn thuiswedstrijd en de wedstrijd op het circuit van Spa. Toen Mercedes-Benz halverwege het seizoen zijn intrede deed, stapte hij over naar dat team. Voor het Duitse team won hij nog eens vier wedstrijden. In 1954 telden de vijf beste resultaten. Met louter overwinningen werd Fangio met grote voorsprong wereldkampioen voor teamgenoot Stirling Moss.

Het jaar erop reed Fangio wederom voor Mercedes-Benz. Hij wist dat jaar zijn derde wereldtitel te veroveren door vier van de zeven wedstrijden te winnen. Het seizoen werd echter overschaduwd door de ramp bij de 24 uur van Le Mans. Voor de neus van Fangio vond een verschrikkelijk ongeluk plaats waarbij 82 toeschouwers om het leven kwamen. Hierdoor werden drie grand prixs afgelast. Na dit seizoen trok Mercedes-Benz zich terug uit de autosport. Fangio zou hierna ook nooit meer deelnemen aan de 24 uur van Le Mans.

Voor het seizoen van 1956 stapte El Maestro over naar Ferrari. In die tijd waren de regels zo dat je na het uitvallen in een race de wagen van een teamgenoot mocht overnemen. In dat geval werden de behaalde punten gedeeld. Dat gebeurde dat seizoen driemaal. De laatste keer in de laatste race van het seizoen op Monza. Dat laatste was zeer opmerkelijk. Teamgenoot Pete Collins had de mogelijkheid zelf wereldkampioen te worden, maar vijftien rondes voor het einde gaf hij zijn wagen aan Fangio die er vervolgens tweede mee werd. Hierdoor veroverde de Argentijn de wereldtitel en werd Collins slechts derde.

In 1957 keerde de dan al 46-jarige Argentijn terug naar Maserati waar hij weer in de 250F kwam te rijden, dezelfde auto als waar hij in 1954 het seizoen begon. Fangio begon goed en won de eerste drie races waaraan hij deelnam, nog steeds lieten veel teams de Indianapolis 500 links liggen. Al in de zesde van de acht races kon El Maestro de titel veilig stellen. Die race in Duitsland op de Nürburgring zou een legendarische worden.

Fangio in de pitsstraat bij zijn Maserati tijdens de grand prix van Argentinië in 1957. (WikiCommons/Carlos Alberto Navarro)
Fangio in de pitsstraat bij zijn Maserati tijdens de grand prix van Argentinië in 1957. (WikiCommons/Carlos Alberto Navarro)

Fangio ging er vanuit dat de Ferrari's van zijn concurrenten de race zonder pitstop zouden kunnen volbrengen. De Argentijn koos er echter voor om met een half volle tank en zachtere banden te vertrekken. Na dertien rondes had El Maestro een voorsprong opgebouwd van dertig seconden, tijd voor Fangio's pitstop. Die pitstop liep echter compleet in de soep. Een wielmoer raakte kwijt en het duurde een halve minuut voordat monteurs hem onder de auto terugvonden. Toen de Argentijn weer de baan op kwam lag hij derde, met 48 seconden achterstand op nummer twee Pete Collins. Raceleider Mike Hawthorn reed vlak daarvoor, beide heren reden voor Ferrari.

Dat was het begin van een epische inhaalrace. In de daaropvolgende rondes brak hij het ronderecord zeven maal op rij. In ronde nummer twintig was hij zelfs elf seconden sneller dan de snelste tijd van de Ferrari's. Aan het begin van de volgende ronde wist Fangio Collins te verslinden en schoof hij op naar de tweede plaats. Aan het einde van die ronde passeerde de Argentijn ook Hawthorn. Met twee wielen op de baan en twee op het gras glipte hij aan de binnenkant langs de Brit. Hawthorn gaf niet op en de laatste ronde knokten beide heren om de overwinning. Fangio wist hem echter voor te blijven en finishte met 3,6 seconden voorsprong als eerste. Collins volgde inmiddels op 35,6 seconden achterstand. Met deze overwinning stelde Fangio zijn vijfde wereldtitel veilig.

Het seizoen van 1958 zou het laatste seizoen van Fangio worden. De Argentijn pakte nog wel de pole en de snelste ronde bij de eerste grand prix maar verder dan twee vierde plaatsen kwam hij niet dat jaar. Tijdens de laatste race van Fangio ooit, de Franse grand prix halverwege het seizoen maakte Mike Hawthorn nog een mooi gebaar. Hij stond op het punt Fangio vlak voor de finish op een ronde te zetten. De Britse koploper remde echter zodat Fangio de volledige raceafstand kon voltooien in zijn laatste wedstrijd.

In 1995 overleed de vijfvoudig wereldkampioen op 84-jarige leeftijd. Hij werd begraven in zijn geboorteplaats Balcarce. Fangio wordt nog altijd beschouwd als één van de beste Formule 1-coureurs aller tijden. Zijn record van vijf wereldtitels bleef 45 jaar staan totdat Michael Schumacher in 2003 zijn zesde wereldtitel veroverde. Coureurs uit diverse tijdsgewrichten vergelijken blijft ondoenlijk, maar zeker is dat Juan Manuel Fangio een monument uit de Formule 1-geschiedenis is.