Horizon Call of the Mountain

Wat je ook vindt van Horizon, de meeste mensen zullen het er over eens zijn dat het een spectaculaire wereld heeft. Wie wil zich nou niet in jungle-achtige omgevingen vol dino’s begeven? Call of the Mountain doet weinig originele dingen, maar het geeft spelers die altijd hebben gedroomd om iets als Jurassic Park te bezoeken een prachtig alternatief.

Horizon Call of the Mountain is de grote blikvanger in de zogenoemde ‘launch window’ van de PlayStation VR2. Een nieuwe game met ‘AAA’-productiewaardes is immers zeldzaam in de VR-niche. De overgrote meerderheid games die voor de nieuwe platform zijn uitgekomen zijn indie en hebben over het algemeen meer bescheiden graphics.

Dat is dus juist waar Call of the Mountain in uitblinkt. De Horizon-games zijn altijd al prachtig geweest, maar alleen virtual reality kan je het gevoel geven dat daadwerkelijk in een bepaalde omgeving zit. In de voorgaande games heb ik natuurlijk al tig keren op Horizon’s beruchte robot-dino’s gejaagd. Toch stond ik voor het eerst echt versteld van de Tallnecks, Glinthawks en Thunderjaws. Dat is de magie van VR en ontwikkelaar Firesprite heeft daar uitstekend van geprofiteerd.

Je zou het verhaal van Call of the Mountain een spin-off kunnen noemen. Je speelt immers niet als Aloy, maar met een nieuw personage genaamd Ryas. Deze man is een voormalige Shadow Carja (een gehate rebelse factie) die namens de Sundom gevaarlijke klussen moet gaan doen om zijn straf te ontlopen. Het is handig als je al iets over de Horizon-wereld weet om dit spel beter te begrijpen, maar in principe hoef je de andere games niet gespeeld te hebben en het verhaal van Ryas gaat hierna ook geen grote rol spelen in de reeks. Het is geen verkeerd verhaal, maar het is ook zeker geen verhaal die fans per se moeten hebben meegemaakt.

Dit spel is overigens een klim-game. Dat is namelijk wat je het grootste gedeelte van je speeltijd moet doen. Het begint simpel en Ryas gebruikt in eerste instantie alleen zijn handen. Gelukkig blijft het daar bij mij en later in het spel heb je meerdere gadgets nodig om meer uitdagende klimsecties te overwinnen. Je dient trouwens die gadgets, zoals de pikhouwelen en de ropecaster, zelf in elkaar te zetten. Dat is een geinig idee die goed gebruikmaakt van de nieuwe controllers.

Persoonlijk ben ik alleen niet zo gek van klimmen in VR. Klimmen in de echte wereld doe je met je hele lichaam, iets dat VR op dit moment nog niet goed kan nabootsen. In Call of the Mountain trek je jezelf met enkel je armen omhoog, iets dat onnatuurlijk aanvoelt. Ik ben daarbij vrij gevoelig voor motion sickness en werd door dit gekke klimmen helaas af en toe getriggered.

Over motion Sickness gesproken; Call of the Mountain is niet het meest toegankelijke spel voor gamers die nieuw zijn met VR. De game heeft wel allerlei toegankelijkheidsopties om het comfort te verhogen zoals snaprotatie, een schermvignet en motion controls voor lopen. Helaas kun je niet kiezen voor ‘teleporteren’ om te lopen. Het vele klimmen, schieten met pijl en boog en voortdurend bewegen in VR is al met al vrij pittig voor je brein. Het is geen game die je makkelijk uitgebreid kunt spelen als je nog niet je ‘VR legs’ hebt.

Gelukkig valt er naast het klimmen genoeg te doen in Call of the Mountain. Ondanks dat dit een lineair avontuur is kun je wel een klein beetje verkennen en allerlei leuk kleinigheidjes vinden. Je komt bijvoorbeeld verschillende muziekinstrumenten tegen waarmee je even kunt spelen. Of wat dacht je van een rotswand beschilderen met nabijgelegen potjes verf, iets dat dus uitstekend werkt met de Sense-controllers. De game zit vol dit soort interactieve momentjes die de spelwereld leuker maken.

De robotdino’s zijn niet alleen spectaculair om naar te kijken, het is natuurlijk nog veel leuker om op ze te jagen. Dit element heeft mij verrast in hoe goed het werkt. Allereerst moet er gezegd worden dat zodra je in een gevecht komt je bewegingsvrijheid wordt beperkt. Je kunt je vanaf dan enkel in een cirkel bewegen, terwijl je doelwit voornamelijk in het midden blijft. Deze beperking pakt goed uit, want het maakt de gevechten minder hectisch en het laat de speler zich concentreren op de motion controls.

De robots moeten immers net als in de hoofdserie neergehaald worden met pijl en boog. Zoals verwacht werkt de fysieke handeling van pijlen schieten heerlijk in VR en het is daarbij extra lekker om een van de zwakke punten van de robots eraf te schieten. Ondertussen staan de vijandige machines uiteraard ook niet stil en je dient zelf in beweging te blijven om projectielen te ontwijken. De gevechten zijn dermate goed dat ik het opzienbarend vind dat Firesprite daar niet nog meer mee heeft gedaan. Wat mij betreft hadden een paar van de vele saaie klimsecties vervangen mogen worden door bloedstollende gevechten.

Call of the Mountain is dus een leuk spel met prachtige graphics, aardige klim-mechanieken en wrede gevechten. In principe vinkt het alle vakjes aan. Toch bleef er bij mij nadien het gevoel beklijven dat Sony en Firesprite niet genoeg met deze titel hebben gedaan. Ik mis de echte innovatie of mechaniek die ik nooit eerder bij een ander VR-spel heb gezien of de pure genialiteit van iets als Astro Bot. Het is wellicht een beetje oneerlijk om deze verwachten aan een Horizon spin-off game te hangen, maar aan de andere kan is het ook de taak van launchgames om de nieuwe dure apparatuur te rechtvaardigen. Bovendien heeft Call of the Mountain zelf een flink prijskaartje: zeventig euro.

Conclusie:
Horizon Call of the Mountain is niet de absolute topper die gamers naar de winkel gaat laten sprinten om een PlayStation VR2 te halen. Daarvoor is het niet vooral niet innovatief of spannend genoeg en het vele klimmen gaat vervelen. Wat overblijft is gelukkig alsnog een toffe game die af en toe adembenemend mooi kan zijn en bovendien goed werkende VR-gevechten bevat. Bovenal is de eerder genoemde ‘Jurassic Park’-gevoel iets magisch dat je simpelweg zelf moet ervaren.