Dumbo

Het is wel een beetje het jaar van Disney, dit jaar. Hun Marvel-tak gaat drie keer scoren, er komen vervolgen uit van Frozen en Toy Story, er is een nieuwe Star Wars episode en nu concurrent 21st Century Fox sinds vorige week definitief onderdeel is van Disney wordt het marktaandeel alleen maar groter. Dat is niet in de laatste plaats omdat het Huis van de Muis nog immer doorgaat met het spitten in de oude animatie-archieven en het opnieuw uitbrengen van oude successen in een nieuw jasje. Naast een live-action Aladdin (in mei) en een fotorealistisch geanimeerde Lion King (in juli) brengt dit jaar ons een live-action versie van Dumbo, het vliegende olifantje.

Het was in 1941 nog maar de vierde animatiefilm die Walt Disney uitbracht (na Show White and the Seven Dwarfs, Pinocchio en Fantasia). Gebaseerd op een 'Roll-A-Book' van slechts enkele afbeeldingen, vertelde het over een olifantje dat, dankzij zijn veel te grote oren, wordt gezien als een freak en als verschoppeling wordt behandeld binnen het circus, totdat blijkt dat hij dankzij die grote oren kan vliegen en de ster van de show wordt. Het verhaal had niet zo veel om het lijf, maar vele scènes uit de slechts iets langer dan een uur durende film hebben de decennia doorgebracht in het geheugen van menig Disneykijker. De roze olifanten, de kraaien en de band tussen Timothy Q. Mouse en Dumbo zijn voor velen belangrijke elementen uit de film.

Dumbo

Dat geldt echter blijkbaar niet voor Tim Burton. De regisseur van Batman, Beetlejuice en Alice in Wonderland en schrijver Ehren Kruger (The Ring en drie Transformers-films) brengen het verhaal van Jumbo Jr, oftewel Dumbo, terug tot de essentie: een verschoppeling die zijn zelfvertrouwen moet zien te vinden. Dat wil niet zeggen dat deze remake, die bijna twee uur duurt, geen respect toont voor het origineel. Integendeel; het mag dan wellicht niet in dit verhaal hebben gepast om het jonge olifantje dronken te laten worden, maar een moment met roze, dansende olifanten ontbreekt niet. En de rol van Timothy mag dan zijn overgenomen door een gezin dat ook in het circus werkt, maar de oplettende kijker kan de muis nog wel degelijk ontdekken. Voor de afwezigheid van de kraaien zijn wellicht sociaal-politieke redenen aan te wijzen (hun vertolking in het origineel werd bekritiseerd om hun weergave van Afrikaans-Amerikaanse stereotypen), maar aangezien deze film geen pratende dieren bevat zit een meer logische verklaring wellicht meer in die hoek.

In Tim Burtons versie van Dumbo wordt de jonge olifant opgevangen door het gezin van Holt Farrier. Holt (Colin Farrell) is net terug van de oorlog (de film speelt zich af in 1919) en zijn dochter Milly en zoon Joe zijn in zijn afwezigheid opgevangen door de circusleden, want hun moeder is er niet meer. Holt zelf keert niet terug uit de oorlog zonder schade; hij is een arm verloren en kan dus niet meer de rodeo-ster van de show zijn. Het is duidelijk dat Burton hevig inzet op een ensemble van personages die een fysiek of emotioneel gebrek, of een afwijking, onderdeel moeten maken van hun normale leven. Holt mist een arm, zijn kinderen hun moeder en dat laatste geldt ook voor Dumbo, sinds zijn moeder is verkocht aan een ander circus. De Farriers zien in Dumbo een lotgenoot met wie ze niet zo zeer medelijden hebben, maar waarvoor ze begrip tonen en hulp willen bieden.

Dumbo: Nico Parker, Finley Hobbins en Colin Farrell

De overige castleden zijn voornamelijk andere artiesten in het circus, totdat het verhaal verschuift naar een nieuwe setting en een kapitalistische pretparkmagnaat (Michael Keaton, in zijn eerste samenwerking met Burton sinds Batman Returns) Dumbo wil inzetten als de ster die zijn verlieslijdende park nieuw leven moet inblazen. Er zijn, zoals gezegd, geen pratende dieren - daarvoor moet de Disneyfan wachten tot juli - en dus ligt in deze film veel meer de focus op de menselijke factor dan op hoe het Dumbo vergaat. Dat betekent dat het bestaan van een circusbaas en zijn werknemers, het binnenhalen van publiek en het verkopen van een mooie show terugkerende elementen zijn. Belangrijk is echter dat het meeste van wat de mensen doen, wel om het schattige flapoortje draait en dat maakt het eigenlijk wel goed. Het was ook wel nodig om die toch wat korte animatie uit 1941 aan te vullen met een dramatisch wat interessanter en diepgaander verhaal om juist dat origineel eer aan te doen in de eenentwintigste eeuw. Het maakt van Burtons remake de broodnodige update van een klassieker en onderstreept hoe een remake iets toe kan voegen aan wat de filmkijker al kent.

Dumbo is een film over het vinden van je eigenwaarde wanneer je eigenlijk denkt dat je een achterstand hebt ten opzichte van de mensen (of eh, dieren?) om je heen. Net als in het bijna 80 jaar oude origineel is het verhaal van het schattige olifantje hartverwarmend, wat wordt versterkt door Danny Elfmans (wie anders?) score, inclusief een mooie cover van het in 1942 Oscarwinnende Baby Mine (in de aftiteling uitgevoerd door Arcade Fire), dat klinkt tijdens dezelfde emotionele scène als in het origineel. Zoals te verwachten valt van Tim Burton is de film kleurrijk en levendig, maar zonder te vervreemden, en dat maakt de regisseur misschien wel de beste keuze die de studio voor deze remake had kunnen maken,