Ondergrens voor strafbaar seksueel handelen moet veel duidelijker

Monique Verlind (DJMO)

De nieuwe ondergrens voor strafbaar seksueel handelen zoals voorgesteld in het wetsvoorstel seksuele misdrijven, moet veel duidelijker. Daarnaast is het belangrijk te beseffen dat het strafrecht geen medicijn voor al het ongewenste seksuele gedrag is. Dit stelt de Raad voor de rechtspraak in een onlangs gepubliceerd wetgevingsadvies. Het is volgens de Raad onwenselijk om een taakstrafverbod bij dit soort criminaliteit te introduceren, omdat het de rechter de mogelijkheid tot maatwerk ontneemt.

Met het wetsvoorstel wil de minister de strafwetgeving rondom seksuele en seksueel getinte misdrijven moderniseren. De Raad onderschrijft het belang van een update, maar de rechter (en samenleving) wordt in het huidige wetsontwerp nu nog te weinig houvast geboden over wat nu precies de ondergrens is van strafbaar handelen bij seksuele misdrijven.

Voorbeelden
Is net iets te dicht tegen iemand aan gaan zitten in het OV strafbaar seksueel handelen of niet? Of een bovenbeen aan de binnenkant aanraken? Zomaar wat voorbeelden waarvan de Raad voor de rechtspraak van minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) wil weten waar precies de nieuwe grens ligt als het gaat om seksueel strafbaar handelen. Op dit moment is dat nog niet helder omschreven in het wetsvoorstel en de bijbehorende toelichting, waardoor er een lange periode van rechtsonzekerheid dreigt omdat deze ondergrens dan via jurisprudentie moet worden bepaald. Dat is niet wenselijk.

Criteria
De Raad vraagt om in de toelichting bij de wet duidelijke criteria te formuleren. Bij de strafbaarstelling van verschillende vormen van seksuele intimidatie is bijvoorbeeld de vraag waar de grens ligt met onbeschaamd flirten. Welke factoren spelen daarbij een rol? Het tijdstip misschien, de omgeving, de relatie tussen de betrokkenen? Zo kan eenzelfde opmerking een andere lading krijgen als hij bijvoorbeeld op klaarlichte dag in een drukke winkelstraat wordt gemaakt, of als hij wordt gemaakt door een groep mannen in de schemering onder een verlaten viaduct.

Taakstrafverbod
De Raad spreekt zich sterk uit tegen het voorgestelde taakstrafverbod in de wet. De rechter moet zoveel mogelijk maatwerk kunnen leveren, op basis van de specifieke omstandigheden die zich in een zaak voordoen. De rechter zou daarin niet beknot moeten worden, met name niet als het gaat om jeugdige daders.

Tegen de wil
Het nieuw voorgestelde strafbare feit ‘seks tegen de wil’ kent in het wetsontwerp 2 varianten: de situatie waarbij de verdachte weet dat de ander de seks niet wilde en de variant waarbij hij dat redelijkerwijs had moeten vermoeden. De Raad vindt het opmerkelijk dat op beide varianten dezelfde straf staat. De formulering ‘redelijkerwijs moeten vermoeden’ roept bovendien veel vragen op. Het suggereert dat er onder omstandigheden een verplichting is om onderzoek te doen. Wanneer is er precies zo’n verplichting om door te vragen of om op een andere wijze te controleren of iemand echt wel wil? Hoe check je zoiets voldoende? Kun je van iedereen op elke leeftijd verwachten dat ze hier voldoende inzicht in hebben? Ook hier is meer duidelijkheid vereist, vindt de Raad.

Geen valse hoop
De Raad stelt verder dat er geen valse hoop moet worden gewekt voor de slachtoffers, maar ook niet voor de samenleving als geheel. Het strafrecht is geen oplossing voor al het ongewenste seksuele gedrag. De suggestie in het wetsvoorstel is dat bij zedendelicten te vaak vrijspraak volgt door de huidige ‘delict-omschrijvingen’. Verlaging van de strafgrens zou dit probleem oplossen. Maar de delictsomschrijving behoeft niet de reden van vrijspraak te zijn: seksuele delicten vinden vaak in een één op één situatie plaats. Het is het woord van de één tegen de ander. Eén getuigenverklaring is onvoldoende voor een bewezenverklaring.