Kleiner effect hoogte uitkering op aantal mensen in WIA

Monique Verlind (DJMO)

De hoogte van een arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft minder invloed op het aantal mensen met zo’n uitkering sinds de toelatingseisen strenger zijn gemaakt. Als een WIA-uitkering 10% verlaagd wordt, neemt het aantal WIA-uitkeringen met 5% af. Bij een verhoging is het effect precies omgekeerd. Deze effecten zijn gehalveerd ten opzichte van de vorige doorrekeningen van het Centraal Planbureau (CPB) uit 2015.

Het effect is het grootst bij gedeeltelijk arbeidsongeschikten. Op het aantal volledig en duurzaam arbeidsongeschikten, die een IVA- of Wajong-uitkering hebben, heeft de hoogte van de uitkering nauwelijks invloed. Dit staat in de update van het hoofdstuk Sociale zekerheid van de publicatie Kansrijk arbeidsmarktbeleid die het CPB zojuist heeft gepubliceerd.

Bij de WW leidt een verlaging of verhoging van 10% van de uitkering tot 8% minder dan wel meer uitkeringen, bij de bijstand is er 9% verschil. Als de duur van een WW-uitkering wordt aangepast, heeft dat minder effect op het aantal uitkeringen dan als de hoogte wordt aangepast. Een verlaging van 10% van de maximale duur leidt tot 3% minder WW-uitkeringen. Ook dit effect is bijna gehalveerd ten opzichte van de vorige doorrekeningen van het CPB.

In de publicatie zijn ook verschillende varianten van een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zzp’ers doorgerekend. De kosten van zo’n verzekering hangen sterk af van de vormgeving van de verzekering. Ze kunnen variëren tussen 1,3 miljard euro in totaal als gekozen wordt voor een minimumuitkering na twee jaar wachttijd voor alleen zelfstandigen zonder personeel, en 4,1 miljard euro bij een verzekering op het niveau van de WIA na één jaar wachttijd die ook toegankelijk is voor zelfstandigen met personeel.

Deze publicatie verschijnt midden in de coronacrisis. De crisis heeft weinig invloed op de doorrekeningen omdat van alle maatregelen de effecten op de lange termijn worden beschreven. In een aantal gevallen kunnen effecten op de korte termijn wel anders uitvallen. Dat geldt vooral voor de budgettaire effecten, als gevolg van een hogere grondslag van de sociale uitkeringen.