Martelpsychologen Guantanamo Bay getuigen voor militair tribunaal

Floris_Stempel

De twee psychologen die achter het Amerikaanse War on Terror-martelprogramma zitten, zullen maandag voor het eerst publiekelijk getuigen wanneer ze voor een militair tribunaal in Guantánamo Bay verschijnen.


James Mitchell in gesprek met NBC (Bron: YouTube)

James Mitchell en Bruce Jessen waren voormalige psychologen van de Amerikaanse luchtmacht die in 2002 namens de CIA het Amerikaanse 'geavanceerde ondervragingsprogramma' ontwierpen en tot 2009 toezicht hielden op de werking ervan.

Vanaf 2005 deden ze dit via een privébedrijf, dat ondervragers en beveiligingsmedewerkers aan geheime CIA-faciliteiten buiten de Verenigde Staten leverde. In deze CIA-faciliteiten werden vermoedelijke terroristen vastgehouden, ondervraagd en gemarteld. Tussen 2005 en 2009 kreeg het bedrijf van Mitchell en Jessen ongeveer 81 miljoen dollar betaald.

Het tweetal zal maandag voor een militair tribunaal in het beruchte detentiecentrum van Guantánamo Bay in Cuba getuigen als onderdeel van een hoorzitting over de moslimaanslagen van 9/11. In tegenstelling tot een verkiezingsbelofte van voormalig president Barrack Obama, zitten nog steeds veertig gevangenen vast in het kamp.

Advocaten van de beklaagden zeggen dat de getuigenissen van Mitchell en Jessen een kans is om te laten zien dat zowel de CIA als de FBI medeplichtig waren aan de marteling van gevangenen. De CIA heeft het programma erkend, maar meerdere rapporten suggereren dat de FBI ook directe kennis had van het proces.

De CIA heeft toegegeven dat ten minste 39 gevangenen werden onderworpen aan 'geavanceerde ondervraging', waaronder het gooien van gevangenen tegen muren, het opsluiten in kleine cellen en het simuleren van verdrinking, beter bekend als waterboarden.

De American Psychology Association heeft beide mannen beschuldigd van 'het overtreden van de beroepsethiek en het achterlaten van een vlek op de discipline van de psychologie.' Beide mannen hebben er echter op aangedrongen dat ze niets verkeerd hebben gedaan, met als argument dat hen werd gevraagd om dingen te doen die legaal werden verklaard door de regering George W. Bush en dat ze de ergste excessen van andere ondervragers moesten voorkomen.