OM niet-ontvankelijk bij proefzitting verzekeringsfraude

Monique Verlind (DJMO)

Vandaag vond er in de rechtbank Dordrecht een proeftuinzitting over verzekeringsfraude plaats. Het ging om twee zaken met in totaal drie verdachten. In één van de zaken worden betrokkenen verdacht van het in scène zetten van een auto-ongeluk, de zogenoemde “opzet-botsing” om zo duizenden euro’s bij hun verzekering te kunnen claimen. Het Openbaar Ministerie (OM) werd door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard, waardoor de zaken niet behandeld zijn.

De zaken zijn onderdeel van een zogenoemde “proeftuin,” een samenwerkingsverband tussen het OM, de politie en het Verbond van Verzekeraars om verzekeringsfraude vaker te vervolgen.

In juli 2017 hebben het Verbond van Verzekeraars, Zorgverzekeraars Nederland, politie en het Openbaar Ministerie een convenant afgesloten met als doel om verzekeringsfraude effectiever aan te pakken. Publiek- private samenwerking kan een belangrijke bijdrage leveren aan de aanpak van deze vorm van fraude. Die samenwerking heeft geresulteerd in een zogenoemde “proeftuin privaat-publieke samenwerking,” waarbij de toedracht van de verzekeringsfraude door desbetreffende maatschappij zelf wordt onderzocht. De verzekeraars leveren zonder (of met minimale) tussenkomst van de politie een fraudedossier aan het Openbaar Ministerie. De achterliggende gedachte is dat de verzekeringsbranche zelf de expertise heeft om goed onderzoek te doen naar de gepleegde fraude, de onderzoeken worden gedaan door speciaal opgeleid en gecertificeerd personeel.

Waarom wil het OM dit?
In Nederland wordt er veel verzekeringsfraude gepleegd. Vorig jaar hebben verzekeraars 45.000 fraudeonderzoeken uitgevoerd, 12.879 gevallen van fraude vastgesteld. Toch komt slechts een klein aantal van de fraudeurs voor de rechter. Recherchecapaciteit voor fraudezaken is schaars. Dit brengt onvermijdelijk mee dat een deel van de aangiftes van fraude niet in onderzoek genomen kan worden. Dit terwijl de verzekeringsbranche zelf de expertise en capaciteit heeft om goed onderzoek te doen naar de gepleegde fraude. Als van die capaciteit en expertise maximaal gebruik wordt gemaakt, kan de politie-inzet worden beperkt. Bijvoorbeeld tot het verhoren van verdachten of tot de inzet van strafvorderlijke bevoegdheden zoals het veiligstellen van bewijsstukken. Deze werkwijze kan zorgen voor een effectievere en efficiëntere en dus betekenisvollere bijdrage aan de opsporing van dergelijke criminaliteit. Anders gezegd: meer strafzaken met evenveel of minder inzet van politiecapaciteit.

Juridisch oordeel
Het doel van de proeftuin en de zitting was om met deze zaken een juridisch oordeel te krijgen van de rechtbank over de privaat-publieke samenwerking tussen verzekeraar en Openbaar Ministerie. En meer specifiek: of de dossiervorming door private partijen voldoende en adequaat is om verdachten strafrechtelijk te kunnen vervolgen. Op basis van deze uitspraken kan de samenwerking tussen de verschillende partijen worden uitgebreid of aangepast.

De rechtbank heeft mondeling geoordeeld dat het OM niet-ontvankelijk is, omdat er geen opsporingsonderzoek zou hebben plaatsgevonden in de zin van de wet. 

Het Openbaar Ministerie gaat zich beraden op de volgende stap, nadat het schriftelijke vonnis van de rechtbank er is.