Wrakingsverzoeken in zaak rondom dood 22-jarige man uit Blerick afgewezen

Monique Verlind (DJMO)

De wrakingsverzoeken van de advocaat van één van de verdachten in het onderzoek rondom de gewelddadige dood van een 22-jarige man uit Blerick zijn door de Wrakingskamer van de rechtbank Limburg afgewezen. De Wrakingskamer oordeelt dat er geen sprake is van vooringenomenheid van de rechters. Dat betekent dat de rechtbank met dezelfde rechters de inhoudelijke behandeling van de strafzaak zal voortzetten. Een nieuwe zittingsdatum is nog niet bekend.

Aanleiding van de wrakingsverzoeken
De advocaat heeft tijdens de zitting op 17 juni 2019 verzocht om daar geluidsopnames af te (laten) spelen van het verhoor van een getuige. De advocaat stelde dat de opnames afwijken van hetgeen in het proces-verbaal van het verhoor van deze getuige is weergegeven. De rechtbank wees dit verzoek af. Deze afwijzing wekte volgens de advocaat de schijn van vooringenomenheid. Bovendien zouden de rechters volgens hem onvoldoende kennis hebben genomen van het dossier.

Taak van de Wrakingskamer
Wraking is een middel om de onpartijdigheid van de rechter te verzekeren. De Wrakingskamer onderzoekt of de rechter onpartijdig is. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking staat voorop dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen. Er moeten dan zwaarwegende aanwijzingen zijn voor het oordeel dat een rechter vooringenomen is of objectieve factoren die de vrees voor vooringenomenheid rechtvaardigen.

Oordeel van de Wrakingskamer
Een voor een partij onwelgevallige (tussen)beslissing - in dit geval om de geluidsopname van een getuigenverhoor niet tijdens de zitting te beluisteren - kan geen grond vormen voor wraking. Dat is bepaald door de Hoge Raad. De Wrakingskamer mag dus niet inhoudelijk oordelen over de juistheid van de beslissing en ook niet over de motivering van de beslissing. Wraking is immers geen vorm van ‘hoger beroep’ tegen onwelgevallige of onjuiste beslissingen.

Dit is alleen anders als de motivering van de (tussen)beslissing bijvoorbeeld door de bewoordingen niet anders kan worden opgevat dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter. Naar het oordeel van de Wrakingskamer is hiervan geen sprake. Uit de motivering van de (tussen)beslissing kan geen vooringenomenheid worden afgeleid.

Met betrekking tot het verwijt dat de rechters over onvoldoende dossierkennis zouden beschikken is de Wrakingskamer van oordeel dat, wat daar verder ook van zij, dit geen vrees rechtvaardigt dat de rechters vooringenomen zouden zijn. De verzoeken zijn daarom afgewezen.