Twintig jaar cel geëist voor drama in Utrechts appartement

Monique Verlind (DJMO)

Het Openbaar Ministerie heeft vandaag twintig jaar gevangenisstraf geëist tegen een 71-jarige Utrechter. De man wordt er van verdacht in juni vorig jaar zijn vrouw te hebben doodgestoken en vervolgens het lichaam en het appartement waarin zij zich bevond in brand te hebben gestoken.

Het is rond half negen ‘s avonds als op 21 juni vorig jaar een harde knal klinkt vanuit een appartementencomplex aan de Marshalllaan in Utrecht. Kort daarop slaan de vlammen uit een flatwoning op de eerste verdieping. Gealarmeerde agenten gaan het complex in op zoek naar mensen in nood. Eenmaal binnen wordt een politieman ingesloten door het vuur en de rook. Hij ziet geen andere uitweg dan uit een raam te klimmen en zich te laten vallen. Hij komt terecht op het dak van een portiek en raakt zwaar gewond aan zijn beide benen.

Lees ook: Twee gewonden door explosie Utrecht

Ongeveer tegelijkertijd meldt zich op het politiebureau een man die zegt zijn vrouw te hebben gedood en zijn woning in brand te hebben gestoken. Het blijkt de bewoner van het appartement aan de Marshalllaan te zijn. In de woning wordt een grotendeels verbrand lichaam aangetroffen. Forensisch onderzoek toont enige tijd later aan dat het inderdaad de bewoonster betreft, de echtgenote van de melder. Ze is door steekwonden om het leven gekomen. De verdachte is vervolgd voor doodslag, brandstichting en zware mishandeling door schuld. De officier van justitie neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij zijn vrouw niet alleen van het leven beroofd heeft, maar door de brandstichting ook het lichaam verminkt heeft en de levens van diverse omwonenden en hulpverleners in gevaar heeft gebracht. Omdat niet bewezen kan worden dat de man een vooropgezet plan had, is vrijspraak gevraagd voor moord.

Waarom de man zijn vrouw doodde, is niet vast komen te staan. De verdachte beroept zich op geheugenverlies en zegt zich de gebeurtenissen niet meer te kunnen herinneren. Onderzoek naar de psyche van de man in het Pieter Baancentrum heeft echter geen aanwijzingen voor geheugenverlies opgeleverd. Ook zijn er geen stoornissen vastgesteld. De verdachte is in de visie van het Openbaar Ministerie daarom volledig toerekeningsvatbaar. Omdat de verdachte ook geen geloofwaardig inzicht heeft gegeven in zijn beweegredenen, blijven de nabestaanden met veel vragen zitten, wat hun aanzienlijke leed alleen maar vergroot. Mede daarom ziet de officier van justitie dan ook geen aanleiding voor matiging van de strafeis. Daarmee komt de eis uit op de maximumstraf van vijftien jaar voor doodslag, verzwaard met een derde als gevolg van de brandstichting en de schuld aan het zware lichamelijke letsel van de betreffende politieagent.

Namens de benadeelde partijen heeft de officier van justitie een drietal schadevergoedingen gevorderd. Voor de elf kinderen bedroeg dit een bedrag van 17.500 euro per kind, voor de gewond geraakte en nog altijd niet volledig herstelde agent een bedrag van 13.500 euro en voor een woningbouwcorporatie een bedrag van 95.000 euro als vergoeding voor het herstel van het appartementencomplex.

De rechtbank doet op 4 juli uitspraak.