Rechtspraak: 'Maak van pij-maatregel geen jeugd-tbs'

Monique Verlind (DJMO)

Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (pij), een behandelmaatregel voor minderjarigen die een ernstig misdrijf hebben gepleegd, moet niet veranderen in jeugd-tbs. Dat stelt de Raad voor de rechtspraak in zijn advies over de concept-Invoeringswet USB. In dat wetsvoorstel wordt de pij-maatregel zodanig gestroomlijnd met tbs voor volwassenen, dat het bijzondere pedagogische karakter verloren dreigt te gaan.

Opvoedkundig
‘Het jeugdstrafrecht zit wezenlijk anders in elkaar dan strafrecht voor volwassenen’, licht kinderrechter Susanne Tempel toe. ‘Kinderen worden gestraft op een pedagogische, opvoedkundige manier, terwijl bij volwassenen de nadruk meer ligt op genoegdoening, vergelding en afschrikking. De reden daarvoor is dat de hersenen van minderjarigen volop in ontwikkeling zijn. Zij kunnen nog wezenlijk veranderen. Daarom is de pij-maatregel ook anders dan tbs voor volwassenen. De behandeling duurt korter en kinderen gaan niet naar een kliniek, maar naar een jeugdinrichting met gespecialiseerd personeel. Pij moet in het belang zijn van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling, terwijl tbs veel meer bedoeld is om de samenleving te behoeden voor gevaar. Als pij verandert in jeugd-tbs drukt dat een stempel op kinderen, alsof ze voor altijd misdadigers zijn. Dat belemmert een gunstige ontwikkeling.’

Wetsvoorstel
De concept-Invoeringswet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (kortweg Invoeringswet USB) is bedoeld om een aantal veranderingen door te voeren in het systeem van de executie van straffen. Dat vergroot de kans dat straffen die de rechter oplegt effectief en op tijd worden uitgevoerd. Heel belangrijk, vindt de Rechtspraak. Maar de minister heeft ervoor gekozen om in deze technische wet ook een aantal essentiële inhoudelijke veranderingen op te nemen, op het gebied van tbs, de pij-maatregel en verjaring van opgelegde straffen. Dat stuit op grote bezwaren bij de Rechtspraak. De discussie die daardoor zal ontstaan, kan ervoor zorgen dat de wet – en daarmee de beoogde verbeteringen van de uitvoering van straffen – vertraging oploopt. Maar belangrijker is nog dat de genoemde onderwerpen op deze manier niet de aandacht krijgen die ze verdienen. Daarvoor moeten aparte wetsvoorstellen worden gemaakt, vindt de Raad voor de rechtspraak.

Verjaring van straffen
In het wetsvoorstel staat bijvoorbeeld ook dat de verjaring van straffen volledig komt te vervallen. Dat betekent dat iedere veroordeelde zijn leven lang ingehaald kan worden door een straf die de rechter in een ver verleden heeft opgelegd. Ook dat is volgens de Raad in strijd met de beginselen van het jeugdstrafrecht. Het doel daarvan – de ontwikkeling van kinderen bijsturen – vervalt na verloop van tijd. Bovendien is het niet nodig om de verjaring op te heffen. Straffen voor de zwaarste misdrijven verjaren niet, en voor lichtere delicten geldt een heel ruime termijn; een veroordeelde inbreker kan bijvoorbeeld 26 jaar na dato nog in de gevangenis belanden.

Geen oplossing
Er zijn al veel mogelijkheden om ervoor te zorgen dat veroordeelden hun straf op tijd ondergaan. Verdere verbetering van die uitvoering van straffen zou de nadruk moeten krijgen. Voor het frustrerende feit dat sommige mensen de dans toch weten te ontspringen, biedt dit wetsvoorstel geen oplossing.