Afgewezen asielkinderen blijven massaal in Nederland

trein2000

Slechts een klein deel van de kinderen die zijn afgewezen voor het kinderpardon vertrekken daadwerkelijk uit Nederland. Dat blijkt uit cijfers die de NOS heeft opgevraagd bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

Van de 1400 gevallen is slechts 6% aantoonbaar vertrokken, dat zijn 80 kinderen. De groep die achterblijft valt uiteen in drie categorieën. Er is een groep die zonder vergunning in Nederland blijft, dat betreft 740 kinderen. Dan is er een groep van 400 minderjarigen die via een andere weg alsnog een verblijfsstatus krijgt. Van de restcategorie, 180 kinderen, is onduidelijk waar ze op dit moment verblijven.

De situatie van de grootste groep, de 740 zonder verblijfsvergunning, is vergelijkbaar met die van Howick en Lili. De twee Armeense pubers die eerder dit jaar in het nieuws kwamen omdat ze dreigden te worden uitgezet. Dat ging toen op het laatste moment niet door. Zij waren net als alle andere betrokkenen bij de kinderpardonregeling ten tijde van de aanvraag al minstens vijf jaar in Nederland. De meesten van hen zelfs al langer dan tien jaar.

Defence for Children is blij met de cijfers, op deze manier is er voor het eerst inzicht in de omvang van de groep. "Deze groep heeft hier een leven, ze gaan naar school en hebben hier vriendjes, daar moet een oplossing voor gevonden worden. We weten dat ze veel schade oplopen door de onzekerheid. Recent hebben wetenschappers dat ook onderschreven en ik zie dat met eigen ogen bij kinderen die ik al jaren ken", aldus woordvoerder Martine Goeman.

De groep van 400 die alsnog een vergunning hebben gekregen hebben die gekregen op humanitaire gronden (vaak medische redenen) of omdat een familielid alsnog een vergunning kreeg. Ook de groep die met behulp van de discretionaire bevoegdheid van de staatsecretaris verblijfsrecht verkreeg valt in deze categorie.

Van de derde groep weet het ministerie simpelweg niet waar ze zijn. Ze kunnen illegaal in Nederland zijn, maar ook zijn doorgereisd of teruggekeerd.

Slechts 6 procent van de afgewezen kinderen is dus daadwerkelijk teruggekeerd. "Veel te weinig", zegt verantwoordelijk staatssecretaris Harbers van Justitie en Veiligheid. "Voor mij geldt: als mensen geen vergunning krijgen, moeten ze terug naar hun land van herkomst." Wel erkent hij dat gedwongen uitzetten van minderjarigen erg lastig is: "Gedwongen terugkeer is moeilijk. Vrijwillige terugkeer kan altijd en ik stel vast dat de mensen om wie het gaat zich toch heel vaak in een uitzichtloze situatie bevinden, dus wil ik ook kijken naar de verantwoordelijkheid van de ouders."

"Ze kunnen beter zelf aan deze situatie een einde maken door terug te gaan en daarmee hun kinderen een perspectief te geven, dan te wachten op iets dat in Nederland toch vaak niet meer gaat gebeuren", aldus de staatsecretaris.