Weerspreuken: feit of fabel?

Monique Verlind (DJMO)

Weeronline heeft onderzocht of er op basis van weerspreuken een zinvolle voorspelling gedaan kan worden over de komende winter. Op basis van statistiek uit het verleden blijkt dat er soms wel degelijk een kern van waarheid in deze spreuken zit. De weerspreuken neigen in grote lijnen naar een zachte en onstuimige winter.

De meeste weerspreuken over de winter gebruiken de herfst als uitgangspunt. Dat we momenteel een bijzonder mooie herfst meemaken, mag wel duidelijk zijn. Op hoofdstation De Bilt is met 101 mm nog niet de helft van de normale hoeveelheid neerslag gevallen. In 43 jaar was de herfst niet zo droog. Verder is de gemiddelde temperatuur met 12,5 graden bijna een graad hoger dan normaal. Het meest extreme is nog wel de hoeveelheid zon. Met 436 uur zon is het tot nu toe de zonnigste herfst ooit gemeten!

Wanneer is een winter koud of zacht?
Om de hoeveelheid winterkou te bepalen wordt gebruik gemaakt van het Hellmann-koudegetal. Dit koudegetal bepaalt de hoeveelheid vorst die een winter produceert en is dus een goede graadmeter om te bepalen of een winter streng of zacht is verlopen. Het koudegetal wordt verkregen door alle gemiddelde dagtemperaturen uit het winterhalfjaar beneden het vriespunt op te tellen met weglating van het minteken. Voorbeeld: als de gemiddelde temperatuur op een winterdag -3,8 graden is, heeft deze dag dus 3,8 punten gescoord. De Bilt telt gebruikelijk een koudegetal van 57 punten. Bij minder dan 40 punten wordt gesproken over een zachte winter. Bij 100 punten of meer spreken we van een koude winter. De Elfstedenwinter van 1997 was de laatste met een koudetegal boven 100 punten. In de vorige eeuw kregen we gemiddeld elke vier jaar zo'n koude winter. Nu wordt er, door klimaatverandering, al 22 jaar op gewacht.

Schijnt de herfstzon met zomerkracht, maakt veelal de winter zacht.
Deze spreuk belooft niet veel goeds voor winterliefhebbers. Op de top-10 zonnigste herfstseizoenen in De Bilt volgde in de helft van de gevallen een zachte winter. Slechts 30% was koud en dan blijven twee normale winters over. Het lijkt er dus op dat deze weerspreuk vaak uitkomt, want een zonnige herfst wordt meestal gevolgd door een normale of (zeer) zachte winter.

Houden de bomen hun bladeren lang, wees voor een strenge winter bang
De herfsttemperatuur heeft een belangrijke invloed op de snelheid van de bladverkleuring, zeker aan het begin van de herfst. Bij een warme september en oktober begint de herfst voor de natuur een stuk later en staan zelfs in november nog veel bomen volop in blad. Ook bij het ontbreken van nachtvorst wordt de bladverkleuring en bladval tegengehouden. Een mooie herfst zou dus een strenge winter betekenen.

Deze spreuk komt zelden uit. Na de tien warmste herfstseizoenen volgden acht zachte tot zeer zachte winters! Geen enkele herfst werd opgevolgd door een koude winter. Twee winters verliepen normaal, met toch nog drie vorstperiodes in 2010 en zelfs een heuse officiële koudegolf in 2012. Toch was dit beide winters niet genoeg om het predicaat ‘koude winter’ te krijgen. Het koudegetal bleef in De Bilt immers onder 100 punten steken.

Brengt het najaar helder weer, ’t zal des winters stormen op het meer.
Deze spreuk klopt meestal. Na de tien zonnigste herfstseizoenen in De Bilt waaide het in de helft van de winters die volgden flink harder dan normaal. Slechts twee winters verliepen een stuk rustiger dan normaal. De kans op een winderige winter lijkt dus groter te zijn na een helder najaar.

Interessanter is om te kijken naar het aantal (zeer) zware stormen aan de kust. De Bilt ligt ten slotte dieper landinwaarts, waardoor stormen zeer uitzonderlijk zijn. Aan zee kwam het in het winterhalfjaar twee keer tot een zware storm (10 Bft.) In twee jaren was zelfs sprake van een zeer zware storm, windkracht 11, waarbij de wind ook in De Bilt stormkracht bereikte. Zo stond er op 5 februari 1909 in De Bilt een windkracht 9. De novemberstorm van 1921 liet de wind in De Bilt zelfs een uur lang aantrekken naar 10 Bft. In Hoek van Holland werd een orkaanwindstoot van 162 km/u gemeten!

Uit het onderzoek bij deze weerspreuk blijkt dat na een zonnig najaar de kans op een normale tot onstuimige winter 80% is. In 40% van de gevallen kwam het in het verleden tot een (zeer) zware storm, waarbij de wind aan zee minstens windkracht 10 haalde.

Een winter die vroeg komt, vertrekt ook vroeg
Soms kan het in de herfst al flink vriezen. Zo produceerde de herfst van 1993 bijna evenveel vorst als in een gemiddelde winter. Het spreekwoord duidt aan dat na een koude herfst het kruit is verschoten. De tien herfstseizoenen met het grootste koudegetal zijn onderzocht en wat blijkt? Vier keer volgde een koude winter en slechts twee keer een zachte winter. De spreuk klopt dus niet! Komende week kunnen we al een beetje aan de winter proeven met in de nachten op grote schaal vorst en lokaal de eerste (smeltende) sneeuw. Dit zou zomaar een speldenprik kunnen zijn van wat we nog mogen verwachten komende winter.

Zachte winter met mogelijk enkele winterse verrassingen
Drie van de vier weerspreuken zijn er heel duidelijk over: we krijgen een zachte winter. De herfstzon heeft sinds het begin van de metingen niet zoveel geschenen als dit jaar. Daardoor komen de eerste twee spreuken met een duidelijke voorkeur voor een zachte en onstuimige winter, waarbij het zomaar tot een fikse storm zou kunnen komen aan de kust. In dit scenario krijgen we herfstweer in de winter. Ook de derde weerspreuk laat dit zien. Meestal komt het tegenovergestelde van de spreuk uit en dat betekent een normale tot zachte winter.

Toch zegt dit niet dat we geen sneeuw en ijs hoeven te verwachten. Ook zachte winters hebben soms winterse verrassingen in petto. De laatste spreuk maakt dit ook duidelijk. Mocht het komende week dan toch echt even flink gaan winteren, dan betekent dit niet dat de rest van de winter zacht zal verlopen.

Winter in Alkmaar (archieffoto)  (Foto: DJMO)
Winter in Alkmaar (archieffoto) (Foto: DJMO)