Trends in Nederland

Monique Verlind (DJMO)

Wat in 1924 begon als een onmisbaar naslagwerk, het Statistisch Zakboek, is uitgegroeid tot de informatieve webpublicatie Trends in Nederland. Editie 2018 bevat weer een bloemlezing van de CBS-cijfers, en een beschrijving van trends op het gebied van economie, arbeid en inkomen, en maatschappij. 
Hieronder staat van elk van deze thema’s uit Trends in Nederland 2018 een onderdeel uitgelicht.

Aandeel op havo of vwo loopt flink uiteen per gemeente
In het schooljaar 2017/’18 zaten bijna 956 duizend leerlingen in het voortgezet onderwijs (exclusief praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs). Van alle leerlingen in het derde leerjaar zat gemiddeld 47,5 procent op de havo of het vwo. Vooral in de Randstad en in en om universiteitssteden is het percentage havo-/vwo-scholieren hoger dan gemiddeld. In Bloemendaal, Heemstede en Oegstgeest zit meer dan 80 procent van de leerlingen op de havo of het vwo. In sommige gemeenten in het noorden van het land is het percentage havo-/vwo-leerlingen minder dan 35 procent.

Meer vis- en kaaswinkels, minder groentezaken
Het aantal foodspeciaalzaken wijzigde nauwelijks tussen 2008 en 2017. Wel waren er grote mutaties per branche. Zo steeg in deze periode het aantal viswinkels met 31 procent. Het aantal kaaswinkels nam toe met 20 procent en het aantal natuurvoedingswinkels met 18 procent. Uit het straatbeeld verdwenen vele groentewinkels (29 procent), slagers (16 procent) en poeliers (8 procent). Ook waren er minder slijterijen (6 procent) en tabakswinkels (8 procent).

Verschillen in arbeidsparticipatie naar migratieachtergrond
Het verschil in arbeidsparticipatie tussen mensen met een Nederlandse en met een niet-westerse achtergrond groeide tijdens de crisis. Voor die tijd werd dit verschil juist kleiner, en ook de laatste jaren is dit weer het geval. Vooral de arbeidsdeelname van mensen met een Antilliaanse of Surinaamse migratieachtergrond was in 2017 flink gedaald ten opzichte van 2008.

Voor degenen die een Turkse of Marokkaanse achtergrond hebben, geldt dat ongeveer een even groot deel van de 15- tot 75-jarigen weer betaald werk heeft. Ook het verschil in arbeidsparticipatie met mensen die een Nederlandse achtergrond hebben is vrijwel gelijk aan dat van voor de crisis.