Plakkaat van Verlatinghe tentoongesteld

Monique Verlind (DJMO)

Een replica van het Plakkaat van Verlatinghe, de officieuze onafhankelijkheidsverklaring van Nederland uit 1581, is sinds dinsdag 6 februari 2018 te zien vlakbij de plenaire vergaderzaal van de Tweede Kamer. Kamervoorzitter Khadija Arib nam als eerste een kijkje bij de replica. “Het Plakkaat vertelt ons wie wij zijn”, aldus Arib.

Met het Plakkaat van Verlatinghe verklaarden de Staten-Generaal, het toenmalige overleg van de Nederlandse gewesten, zich op 26 juli 1581 onafhankelijk van de Spaanse koning Filips II. Het Plakkaat van Verlatinghe is daarmee een van de geboortepapieren van de zelfstandige Nederlandse Staat. Het Plakkaat bevat een voor die tijd revolutionaire gedachte: onderdanen zijn er niet voor hun koning, maar de koning is er voor zijn onderdanen. Onlangs werd het Plakkaat in een tv-programma van Jort Kelder uitgeroepen tot ‘Pronkstuk van Nederland’. In de finale versloeg het de microscoop van Antoni van Leeuwenhoek en schilderij de Nachtwacht van Rembrandt van Rijn.

Prominente plek
De uitverkiezing is voor de Tweede Kamer reden om de replica van het Plakkaat een prominente plek te geven in het Kamergebouw. Samen met een replica van de Unie van Utrecht uit 1579, die beschouwd wordt als de eerste Grondwet van Nederland. De originelen van beide stukken zijn te vinden in het Nationaal Archief in Den Haag. De replica’s zijn onthuld bij de plenaire zaal van de Kamer. Over een tijdje verhuizen ze naar een vitrine bij de publieke tribune, zodat ze ook te zien zijn voor bezoekers van de Tweede Kamer.

Democratie
Volgens Kamervoorzitter Arib is het Plakkaat van Verlatinghe niet voor niets verkozen tot het pronkstuk van Nederland. “Het Plakkaat gaat over een fundamentele waarde in onze democratie: de vrijheid om te vinden en te geloven wat je wilt. Het is goed dat dit document ook in de Tweede Kamer, het hart van de Nederlandse democratie, te bezichtigen is. Het vertelt ons wie wij zijn: een land waarin iedereen zich vrij kan uitspreken, waarin iedereen kan geloven wat hij of zij wil, en waarin er ruimte is voor de standpunten van minderheden.”