Gemeenten: onderwijs en opvang onder een dak

Redactie

Gemeenten willen dat op termijn een basisvoorziening ontstaat voor onderwijs van 0 tot en met 12 jaar. Daarin moeten basisonderwijs, kinderopvang, peuterspeelzaal en voorschoolse educatie worden samengevoegd.

Dat hebben de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de wethouders van de vier grote steden woensdag in een brief aan minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher (PvdA) en staatssecretaris van Onderwijs Sander Dekkers (VVD) geschreven.

Voor het plan bestaat breed draagvlak, zo schrijven de gemeenten. Zowel de PO-raad, de MO Groep als de Brancheorganisatie Kinderopvang zouden het steunen. Uit een brief die de PO-raad donderdag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd blijkt dat ook. De raad dringt er bij de Kamer op aan 'de organisatie van één voorziening voor alle peuters mogelijk te maken'.

Als het voorstel van de gemeenten wordt ingevoerd, betekent dat dat peuters tussen de 2,5 en 4 jaar vanaf 2016 twee tot vier dagdelen per week naar een voorschoolse voorziening kunnen. Ze kunnen hier 'bij voorkeur' gratis gebruik van maken.

Kinderen van hoogopgeleide ouders zouden volgens het plan twee dagdelen per week vergoed moeten krijgen en voor kinderen van laagopgeleide ouders, de zogenoemde doelgroeppeuters, worden vier dagdelen betaald.

De gemeenten schatten de kosten voor het plan op maximaal 815 miljoen euro. De gemeenten stellen dat 'de kansen die de basisvoorziening peuters biedt, de kosten rechtvaardigen'. Het rijk geeft nu jaarlijks ongeveer 356 miljoen uit aan voorschoolse educatie.

Het plan is een alternatief voor het kabinetsvoorstel dat Asscher vorig jaar presenteerde en waar de Tweede Kamer woensdag over praat. De gemeenten hebben 'grote bezwaren' tegen het voorstel van de minister. 'De kans op onderwijsachterstanden wordt door het plan eerder groter dan kleiner. Daarmee is het een stap terug in plaats van vooruit', zo stellen ze.

Ook de PO-raad vindt dat de huidige kabinetsplannen 'niet ver genoeg reiken'. De raad pleit voor een voorziening in 'doorgaande lijn met het onderwijs' om kinderen een zo goed mogelijk start te geven.

Het belangrijkste verschil tussen het plan van Asscher en het alternatieve plan zit volgens de gemeenten in het feit dat zij 'inzetten op de ontwikkeling van alle peuters als voorbereiding op de basisschool, terwijl het kabinet de kinderopvang als arbeidsparticipatie-instrument voorop zet en daarbij onderscheid maakt tussen peuters van werkende ouders en peuters van niet-werkende ouders'.